Tekst: Theo Knippenberg, uitgever van bulkboek sinds 1969
Voor de nieuwe lezers: jullie denken dat ik een uitgever ben, maar ‘in het diepst van mijn gedachten’ ben ik een lezer. Voor uitgever heb ik nooit doorgeleerd. Voor niks heb ik trouwens doorgeleerd. Tot grote onvrede van mijn moeder die moest aanzien hoe ik vanaf mijn eindexamen over de aardbol zwierf op zoek naar mooie verhalen. Jullie kennen dat soort leerlingen vast wel.
“Leer een vak of zoek een baan” zei Maman, “maar word iets“. Maman had weinig woorden nodig.
Dus toen ik op straat voor een stoplicht Harry Mulisch zag remmen, in een laag open sportautootje, ik meen een Triumph Spitfire, met een kek sjaaltje om zijn hals en de onvermijdelijke mooie blondine naast zich, heb ik me direct over hem heen gebogen.
Ze keken allebei naar mij op, dat was een goed begin.
“Ik wil een verhaal van u publiceren”, zei ik.
“Welk verhaal?” vroeg Harry. Daar had ik nog niet echt over nagedacht, maar ik moest snel beslissen.
“Het is nog geen verhaal”, zei ik. “Het is een fragment uit uw essay ‘De Toekomst van Gisteren’. (Toen ik dat essay las had ik dit fragment meteen met rood onderstreept en de rest weggekrast). “Het is dat stuk over H.G. Wells en Jules Verne en Adolf Hitler. Maar als ik het uitgeef wordt het een afgerond boekje”, dat besloot ik ter plekke, “een soort mini pocket”.
“Wat betaal je?’ vroeg Harry. Hij rookte in mijn herinnering toen nog geen pijp maar ultralange filtersigaretten en stak er een op. Het stoplicht stond allang weer op groen. Auto’s achter ons toeterden maar wij hadden zaken te doen.
“Vijftien procent”, zei ik, dat had ik wel eens gelezen, dat topauteurs vijftien procent van de verkoopprijs kregen.
“Afgesproken”, zei Harry en gaf gas.
Ik sprong terug op de stoep.
In negentig seconden was ik iets geworden. Uitgever. Van Harry Mulisch. Het kon slechter. Maar ook beter. Dus heb ik de volgende dag Jan Wolkers gebeld. En Louis Paul Boon. En meneer Hermans. En Remco.
En niemand zei nee.
Tijdens het Utrechts kunstfestival de Motion Weeks heb ik tien kleine boekjes uitgebracht, de Motion Mini Pockets. Eigenlijk elf maar die laatste was leeg, daar kon ieder z’n eigen verhaal in kwijt. Al bleef het mijne lang leeg. Als reeks waren ze samengebundeld met een bruin elastiekje. In een oplage van 10.000 setjes. Ze waren binnen een week uitverkocht. Vanaf toen had ik een uitgeverij. En zelfs wat geld om uit te geven. Maar een échte uitgever ben ik nooit geworden. Al zijn er op mijn verzoek duizenden bomen gekapt en op de drukpers terechtgekomen. Mijn vak bleef lezen. En dat kon ik al.
Het voelde als een voorrecht om als lezer nieuwe schrijftalenten te ontdekken zoals Jan Siebelink (toen nog geen heel bed violen maar slechts “een bos chrysanten”), Léon de Winter (ja toen nog met accent aigu en baard) of J.M.A. Biesheuvel (met brilletje op in de bovenkooi), en die debutanten via bulkboek te mogen delen met een heel groot en jong lezerspubliek dat met hen opgroeide.
Ruim zestig jaar ervaring heb ik intussen in mijn vak, lezen! De laatste vier jaar met de Bulkboek Post, waarin ik elke week een mooi verhaal van een schrijver met jullie deel, met een persoonlijke inleiding. Als lezer!
Steeds minder vaak beleef ik in mijn vak een dieptepunt, want de meeste romans lees ik niet uit en vergeet ik. Maar ook de hoogtepunten worden zeldzamer want aan de meeste steengoede auteurs heb ik ooit al eens geroken.
Ik was daarom als een kind in de snoepwinkel toen ik de eerste bladzijden las van “Het aanbidden van Louis Claus”, het romandebuut van de mij volslagen onbekende Helena Hoogenkamp. Prachtige korte zinnen buitelden over elkaar heen en verleidden meteen tot doorlezen. Pretentieloos, want er werd ‘nergens niks’ uitgelegd of benadrukt. Vanaf de eerste bladzijde was het daarom alsof ik opnieuw voor het eerst Holden Caulfield hardop hoorde denken, of Franny en Zooey en natuurlijk Esmé, al die geesteskinderen van grootmeester J.D. Salinger die mij door mijn pubertijd heen hielpen doordat ik niet alleen was.
Ja, het is lang geleden dat ik zó blij zóveel droefenis heb gelezen als in dit boek. En ik liet me met veel plezier verrassen door de ‘terloopse’ dialogen (waarvan je pas later beseft dat die jou het echte verhaal hebben verteld) in dit boek waarvan ik lang dacht dat het een coming-of-age roman was, tot mevrouw Hoogenkamp mij tegen het einde deed realiseren dat dit een grote roman is over een groots thema. Over het diepmenselijke verlangen je gezien te weten. Over het verlangen, zoals Hoogenkamp het haar personage zelf laat zeggen: “dat je de vlam bent in plaats van de mot”.
In de afgelopen zestig jaar heb ik heel veel goede boeken mogen lezen. Vaak debuten, want de meeste schrijvers hebben nu eenmaal slechts één goed verhaal te vertellen.
“Het aanbidden van Louis Claus” hoort voortaan tot de top van mijn lijst van écht goede romans.
Maar, nog veel belangrijker want zeldzamer, hoort Helena Hoogenkamp voor mij nu tot de top van goede schrijvers. Ik ben het volledig eens met de recensenten die ik de afgelopen dagen heb gelezen – Volkskrant, NRC en de rest – dat we er een écht goede schrijver bij hebben. In Nederland. En wat mij betreft binnenkort in de rest van de wereld.
Ik wacht op haar volgende roman. Wil alles van haar lezen. En met jullie deel ik graag alvast een fragment van deze roman (met toestemming van auteur en uitgever voor de verandering).
Het is een kort hoofdstukje dat vrijwel niets van het verhaal verklapt maar waarin je wel alles kunt proeven van Helena Hoogenkamps schijnbaar moeiteloze stijl van schrijven.
(Download het fragment hieronder)
Het allerbeste !
En vooral: Blijf gezond!
Theo Knippenberg, uitgever van bulkboek sinds 1969
PS: Als je het boek wilt kopen, wat ik je ten stelligste niet afraad, doe dat dan niet bij gemakshandel Bol maar bij je eigen boekhandelaar. Of online, waar je ook woont, op https://bazarow.com Dan gaat de winst tenminste niet naar bol-eigenaar grootgrutter AH, toch al coronarijk, maar naar de boekhandel, de uitgever en vooral de schrijver!
Ik moet er niet aan denken dat onze belangrijkste cultuuroverdrager, de boekhandel, tegelijk met mij uitsterft.