Blog: Het sterk veranderde landschap

Tekst: Wim Keizer, voormalig ambtelijk secretaris SOOB NH, BOZH en SPN en auteur boek Twintig jaar bibliotheekvernieuwing

Zou iemand die in 1850 door Nederland reisde en het in 2021 opnieuw zou kunnen doen nog iets herkennen van het landschap? Eén van mijn favoriete websites is www.topotijdreis.nl. Op deze site zijn kaarten van Nederland vanaf 1815 tot en met 2020 op diverse schalen over elkaar heen geprojecteerd. Op alle plekken in Nederland kun je in- en uitzoomen en schuiven van 1815 tot heden en terug. De grootste veranderingen, zoals de afsluiting van de Zuiderzee en de komst van de IJsselmeerpolders, springen natuurlijk meteen in het oog. Ook wie inzoomt op bekende plaatsen en in een dorps- of stadswijk woont zal ontdekken dat zo’n woongebied in veel gevallen in 1850 ver buiten het centrum, op het platteland lag.

Een publicatie die naadloos aansluit bij mijn fascinatie voor oude kaarten met woeste gronden en kronkelende rivieren is het in 2020 verschenen boek Het landschap, De mensen, met als ondertitel Nederland 1850-1940. Het is geschreven door oud-hoogleraar architectuur- en stedenbouwgeschiedenis Auke van der Woud, die veel meer publicaties over de grote veranderingen in Nederland op zijn naam heeft staan.

In de vijf eeuwen tussen 1350 en 1850 lijkt er minder veranderd dan in de negentig jaar tussen 1850 en 1940 en wat er na WO II gebeurde sluit naadloos aan op wat in de beschreven periode al te weeg gebracht is. Het boek bestaat uit 45 kleine hoofdstukjes die ingedeeld zijn in vijf grote thema’s: Wilde natuur, Nuttig maken, Ontwortelen, Ontwateren en Intensiveren. In 1850 bestond met name Oost-Nederland voor een groot deel nog uit onmetelijke heidevelden en zandvlakten zonder eind. Wat nu een leuke wandeling door het Kootwijkerzand is, was voor 1900 een barre, gevaarlijke onderneming waarbij zandstormen alles aan het oog konden onttrekken. Het Kootwijkerzand stond toen niet op zichzelf, maar vormde met andere zandvlakten een aaneengesloten gebied op de Veluwe van ruim 70 vierkante kilometer. Van der Woud citeert een treinreiziger die in 1907 tussen Apeldoorn en Amersfoort reisde: ‘Als gij er voorbij spoort, dringt het uiterst fijne zand in oogen, neus en ooren, zelfs door de gesloten ramen van den waggon. Ja, uw beste stofjas, uw nieuwe stofmantel beveiligen u daartegen niet.’ Van der Woud legt uit dat gegoede burgers sowieso een stofjas (heren) of stofmantel (vrouwen) droegen, omdat de stoomtreinen roet en rook uitbraakten en in de steden straatvuil en aswolken de lucht in vlogen als het waaide.

In 1850 had Nederland zo’n 3 miljoen inwoners, in 1940 9 miljoen en in 2020 17 miljoen. Van der Woud laat zien dat de mensen het landschap rigoureus veranderden, maar dat het landschap ook de mensen veranderde. Toen de landbouwwetenschap rond 1850 opkwam werden er drie typen boeren onderscheiden: 1. de ‘werktuiglijke landbouwer’, die werkt als vader en grootvader en het tijdstip van zaaien en oogsten laat afhangen van de heiligenkalenders, 2. De ‘kunstmatige landbouwer’, die werkt met klakkeloos van anderen overgenomen ideeën en 3. de ‘wetenschappelijke boer’. Die verheft zich ‘als een waarlijk vrij man oneindig verre boven den kunstmatigen’. Van die laatsten waren er in 1850 nog niet veel, maar nu des te meer. Dat Nederland de tweede landbouwexporteur ter wereld is, valt ons landschap aan te zien.

Uiteraard komen in het boek tal van instellingen als de Heidemaatschappij (nu Arcadis), de Grondverbetering- en Ontginningsmaatschappij (ofwel Grontmij, nu Sweco), de Dienst der Zuiderzeewerken en de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders (RIJP) voorbij. Ook het plan om dijken te leggen tussen Waddeneilanden en deze te verbinden met het vasteland, zodat de hele Wadden- en Zuiderzee op wat vaargeulen na kon worden drooggemalen, ontbreekt niet. Maar het plan werd steeds beperkter. Ik heb als jong journalist in Lelystad in 1973 nog geschreven over de teleurstelling bij de RIJP toen ‘de rondedans door het IJsselmeer’ (Markerwaard erbij) niet kon worden afgemaakt. Ook Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten komen aan bod, met aan het slot grote zorgen die Jac. P. Thijsse in 1939 uitsprak over de teloorgang van de verscheidenheid van het landschap.

Dit is de tweede column van 2021 over lezen, ‘Enthousiast’. De vorige staat hier en in de laatste van vorig jaar wordt gelinkt naar de in 2020 verschenen columns.

Geef een reactie
Gerelateerde berichten