Tekst: Jan van Bergen en Henegouwen, specialist informatiedienstverlening bij de Bibliotheek Schiedam
Stopwatch
Als je mijn drie vorige stukjes hebt gelezen, heb je daaraan volgens de redactie van deze website 10 minuten besteed. De redactie van NRC (de digitale editie) laat me boven de artikelen ook alvast weten hoeveel leestijd ik eraan kwijt zal zijn. Ik ben niet zo’n snelle lezer en doe er meestal iets minder dan twee keer zo lang over. Als er twee minuten staat, moet ik dus bijna vier minuten rekenen. Ik laat me er niet meer door uit het veld slaan. Ik ben nu halverwege deel vijf van ‘Het Bureau’. Als ik van tevoren had geweten hoeveel tijd ik daaraan kwijt zou zijn, was ik er vast nooit aan begonnen. Gelukkig ontbrak de tijdsindicatie op de eerste pagina van deel 1 en ontbrak die tot dusver in alle boeken die las.
Net als bijna iedereen keek ik uit naar de dag waarop ik in de eerste klas zou leren lezen. Boom, roos, vis, vuur…wij waren de eerste eerste klas op school die veilig leerde lezen met de methode van frater Caesarius Mommers. Ik kan me tot op de dag van vandaag herinneren hoe de spiksplinternieuwe leesboekjes roken. Hoe veilig ook, onderweg moet er toch iets zijn misgegaan. Ik weet zelf niet precies wat, maar voordat ik in de derde klas zat, was niet mijn leeshonger gestild, maar was wel de animo om te lezen helemaal verdampt. Wanneer ik de beurt kreeg in de leesles verkrampte ik. Hortend en stotterend baande ik mij een weg door de letters en woorden. Het verhaal ontging me volledig. Ik werd er heel verdrietig van.
Bij ons thuis speelde taal een grote rol. Mijn vader was journalist en schreef (cabaret)teksten voor zichzelf en anderen. Hij had een boeken- en een platenkast vol liedjes. Taal was zeg maar echt ons ding, maar lezen en spellen kon ik niet goed en daarom ging ik het uit de weg. Ik werd apart genomen voor bijles, maar het beklijfde niet. Tijdens een flinke griep worstelde ik me zonder enig plezier door ‘Kruistocht in spijkerbroek’. Op de middelbare school kreeg ik leraren die prachtig konden vertellen. Zij pookten het vuurtje op, dat op sterven na dood was. Ik pakte een boek uit de kast van mijn vader en het kon me niet schelen hoe lang ik er over zou doen. Het eerste boek dat ik uitlas was ‘Pallieter’. Achteraf bezien echt een boek voor doorzetters. Ik weet niet of ik het nu nog uit zou krijgen. Ik probeer het maar niet.
Het hele spectrum van mijn leeskarma kwam mij voor de geest, toen ik onlangs naar het NOS-journaal keek. Een bericht over leesachterstand bij jongeren trok mijn aandacht. Interessant onderwerp. Ik zag een docente in een klaslokaal met een twintigtal middelbare scholieren, die allemaal over een boek zaten gebogen. Mooi. De een zat te lezen, de ander keek uit het raam en nog een ander werd duidelijk afgeleid door de aanwezigheid van de camera. De docente liep tussen de tafeltjes door en hield telkens halt bij een andere leerling. ‘Dit stukje moet in 1,5 minuut’, hoorde ik haar zeggen en zij drukte de stopwatch in die met een touwtje om haar nek hing. Het meisje deed met tegenzin wat haar werd opgedragen. Ik wist niet wat ik zag. Is dit de manier waarop tegenwoordig leesplezier liefdevol wordt wakker geschud? Is dit een beproefde lesmethode, die algemeen wordt toegepast in ons onderwijs? Wordt er met dit didactisch vernuft het aanvankelijk leesplezier van al onze kinderen de nek omgedraaid of is dit een incident?
Wanneer ik prakkezeer over het antwoord op zoveel vragen, zoek ik troost bij Kikker en Pad en lees in dit geval voor de zoveelste keer het verhaal ‘De tuin’. Dat kost mij volgens mijn stopwatch 2 minuten en 5 seconden, maar behoedt me telkens weer voor een hele dag chagrijn.