In gesprek met voormalig Rijksbouwmeester Floris Alkemade over bibliotheken (Long read)

Voormalig Rijksbouwmeester Floris Alkemade heeft in 2022 een Koninklijke onderscheiding ontvangen. Hij is benoemd tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw. Alkemade heeft in zijn functie van Rijksbouwmeester een exceptionele bijdrage geleverd aan de aanpak van complexe maatschappelijke opgaven op het terrein van migratie, wonen en klimaat. FOTO MARTIJN BEEKMAN / Rijksoverheid

Rob Bruijnzeels en Joyce Sternheim, bekend van het Ministerie van Verbeelding en auteurs van het boek Imagination and Participation, Next Step in Public Library Architecture, hadden een uitvoerig gesprek met voormalig Rijksbouwmeester Floris Alkemade over bibliotheken. Hieronder vindt u de integrale gespreksweergave.

Floris Alkemade: ga werken aan het opsporen van idealisme als vergeten bron van gemeenschapszin

Een gesprek met architect Floris Alkemade… Eigenlijk hadden we dat in 2020 al moeten bedenken toen we nog volop bezig waren met ons boek Imagination & Participation: next steps in public library architecture. Want Floris, voormalig rijksbouwmeester, blijkt zeer waardevolle ideeën te hebben over ‘the next step’ in de ontwikkeling van bibliotheken.

Vooruit, een herkansing dan maar, mede ingegeven door het onlangs verschenen rapport van de Staatscommissie Demografische Ontwikkelingen 2050, waar Floris aan heeft meegeschreven. Hij pleit daarin voor een geheel nieuwe bouwcultuur, gebaseerd op de sociale en maatschappelijke behoeften in een gemeenschap. Dus niet doorgaan op de bekende weg, maar verbeeldingskracht en vernuft inzetten om tot oplossingen te komen die rekening houden met demografische veranderingen, het gebrek aan ruimte en de klimaatproblematiek.

We vertellen Floris dat we een verwantschap zien met een vraag die ons al een tijdje bezighoudt. Er wordt in toenemende mate geïnvesteerd in de bouw van nieuwe openbare bibliotheken, iets waar we uiteraard heel blij mee zijn. Het gaat echter veelal om spectaculaire, omvangrijke gebouwen. Het fijnmazige dat de bibliotheek zo’n 15 tot 20 jaar geleden nog had, is vrijwel verdwenen en alle innovatie gaat zitten in die grote bibliotheken. Is dat nu in alle gevallen de ideale oplossing voor de toekomst, of moeten we toe naar een veel fijnmaziger netwerk?

Een recent voorbeeld is OBA Next, een iconisch gebouw van ca. 8500 vierkante meter dat in de wijk Kraaiennest gerealiseerd wordt om de woon- en leefomgeving van de wijk te verbeteren. Nou is Amsterdam Zuidoost bijna een stad op zich, met heel veel subculturen. Sluit een dergelijk grootschalig en prestigieus project dan wel aan op hoe de mensen daar leven en met elkaar georganiseerd zijn? Of gaan kleinschalige oplossingen beter werken omdat ze veel meer ‘dichtbij’ voelen?

Floris: Dat heeft, lijkt me, ook te maken met de collectie die je wilt aanbieden. In de aanloop naar mijn architectuurstudie heb ik hier vele uren in de bibliotheek van Sint Oedenrode doorgebracht. Op een gegeven moment vind je die collectie dan wel heel dun. Ik herinner me de opluchting toen ik in Delft op de faculteit bouwkunde terechtkwam met een eigen bibliotheek. Dat is natuurlijk het voordeel van een grotere bibliotheek. Dat je qua collectie en qua bereikbaarheid een veel grotere keuze kunt bieden. Dus de vraag is ook: geldt voor alle leeftijdsgroepen, doelgroepen en kennisvelden hetzelfde model? Of zeg je: in de stad heb je die grote iconische centrale bibliotheken, maar eromheen bevinden zich een aantal satellieten die veel preciezer en kleiner zijn, maar waar de link met de centrale bibliotheek de essentie is om beide beter te laten fungeren.

Sorry voor de vergelijking, maar stel dat je de bibliotheek beschouwt als een goedaardig virus dat DNA wil verspreiden. Een virus heeft altijd receptoren die aansluiten op dat wat het afweersysteem accepteert als niet vijandig. Zo zou je een bibliotheek ook kunnen zien. Je wilt DNA verspreiden, informatie verspreiden, dus je zegt: iedere stad heeft een grote bibliotheek nodig. Maar juist die lokale verbindingen – die receptoren – zijn essentieel om daar te komen waar je normaal niet komt. Ze vormen de link tussen die twee werelden, een toegangspoort om die verschillende gebieden te ontdekken.

Rob: Ja, dat zou mooi zijn. Als het gaat om de logistiek van collecties is het trouwens allemaal wel geregeld. Je kunt naar de bieb van Sint Oedenrode gaan en gewoon elk boek aanvragen.

Maar om even op jouw voorbeeld door te gaan, stel dat er hier in Sint Oedenrode een meisje van 18 jaar is dat architect wil worden. Die gaat in de bibliotheek op zoek naar boeken over architectuur. Nou, ze zal wel iets kunnen vinden, maar dat gaat dan waarschijnlijk vooral over historische stadscentra of zo. Maar je zou ook tegen dat meisje kunnen zeggen: we maken jou curator van de architectuurcollectie. Als het om architectuur gaat, weten we dat we bij jou moeten zijn.

Floris: Ja precies, dat je de rollen omdraait. Maar daarnaast is de rol van de bibliotheek ook om je in aanraking te laten komen met dat waarvan je niet wist dat het er was. Dat is wat ik me ook herinner, dat ronddwalen tussen die lange rijen boeken. In Delft had je de bibliotheek op de faculteit bouwkunde, maar je had ook de centrale bibliotheek van de TU. Daar zag je geen boeken, want die stonden allemaal in het magazijn. Je moest in de catalogus opzoeken wat je wilde hebben en dan een code ingeven, waarna het boek geleverd werd. Maar wat ik ook altijd deed was een random code ingeven, eentje die ik gewoon verzon. En dan keek ik welk boek er naar beneden kwam.

Rob: Iets tegenkomen waar je niet naar op zoek was, is zeker ook een kracht van een bibliotheekcollectie. Maar waar wij zelf ook altijd voor pleiten is een bibliotheek die vragen stelt. Vroeger ging je naar de bibliotheek met een vraag, maar ja, daar hebben we tegenwoordig Google voor. Door als bibliotheek zelf vragen te stellen, boor je de context aan. Er ontstaat als het ware een nieuw soort lokale gelaagdheid over die collectie. Dus wat de collectie bijzonder maakt, is niet zozeer wat er in de kast staat, maar welke betekenis het heeft.

Floris: In mijn essay ‘De toekomst van Nederland’ merk ik op dat de essentie van deze tijd niet is het verzinnen van slimme antwoorden, maar het stellen van betere vragen. Het herontwerpen van de vraag. We zijn zo slim, zo rijk, zo goed georganiseerd, ieder antwoord kunnen we bedenken. Maar stellen we de juiste vragen? En het is natuurlijk heel mooi als je dat als een taak van de bibliotheek ziet. Want ik denk inderdaad, zeker als het om het opzetten van wijkbibliotheken gaat, dat er bij onszelf allereerst een besef van blindheid ontwikkeld moet worden. Er gebeurt daar van alles wat je niet ziet, dat verrast mij iedere keer. Ik denk dan aan Programma Lokaal, een ontwerp-prijsvraag waarin de centrale vraag was: hoe kunnen we de kwaliteit van wonen, leven en zorg verbeteren in bestaande woonwijken, gebouwd in de jaren 60, 70 en 80. Een van de woonwijken waar het om ging was Rotterdam Beverwaard. Ze hadden daar een stadspark dat er nogal verlopen uitzag, dus dat hebben ze opnieuw aangelegd. Bij de lagere scholen in die wijk hadden ze een prijsvraag voor kinderen uitgeschreven om een kunstwerk voor in het park te ontwerpen. Een van die kinderen, tien jaar oud en van Turkse of Marokkaanse afkomst, dat weet ik niet meer precies, had een gigantische liggende vogel ontworpen. Heel bijzonder.

Vervolgens hebben ze een aantal bedrijven gevraagd of ze dat kunstwerk wilden financieren en dat deden ze. Prachtig ding werd het, echt mooi gemaakt. Maar op het moment dat het park geopend werd, kwam de buurt in opstand. Ze zeiden: jullie gaan hier een kunstwerk van twaalfduizend euro neerleggen en wij hebben s’avonds niet te eten! En je dacht: nou, hier hebben we alles goed gedaan, maar ineens besef je die blindheid. Dat je niet weet hoe de mensen daar echt leven, in hoeveel huizen er geen enkel boek staat of niet eens een eettafel omdat mensen altijd op de bank voor de tv eten. Die levens die je gewoon helemaal niet doorgrondt, kun je daar op de een of andere manier een koppeling mee maken? Dat is niet alleen een mooie ambitie voor een bibliotheek maar vermoedelijk ook de ultieme ambitie.

Rob: Het bewijst maar weer hoeveel aspecten er aan het bibliotheekwerk zitten. In de voorbereiding op dit gesprek hebben we daarom een soort voetbalveldje bedacht met de bibliotheek in het midden en vier cornervlaggen die voor toekomst, verbeelding, ruimte en schaal staan. De vraag is: zijn dat inderdaad de begrippen die ons verder gaan helpen?

Joyce: Nou, verbeeldingskracht hebben we sowieso nodig, maar uit dat verhaal over Rotterdam Beverwaard maak ik op dat je vooral ook heel goed moet onderzoeken wat er speelt in zo’n wijk. Als je daar zo’n ‘receptor’ van de centrale bibliotheek wilt ontwikkelen, zul je moeten weten hoe de samenstelling van de bevolking is en wat de mensen nodig hebben.

Floris: Ja, je moet niet onderschatten hoe groot die afstand is. En het verbaast me iedere keer hoezeer we vanuit onze eigen wereld redeneren en denken dat we het wel goed doen. In Amsterdam heb je Nieuw-West, een uitbreidingswijk die nu flink wordt vernieuwd en verbouwd. Ik sprak daar met de planners en die vertelden dat het een succes was. Het gemiddelde inkomen in de wijk was aan het stijgen, dus de wijk was echt aan het opklimmen.

Ik zei: nou, geweldig, maar hoe doen jullie dat dan? En toen zeiden ze dat ze bezig waren om de oude woningen, die echt niet meer goed waren, te slopen en daarvoor nieuwe woningen terugbouwden. Ik vroeg toen: is het dan niet raar dat je woningen sloopt en dat de mensen die daar wonen, die daar zijn opgegroeid, geen plek meer hebben in die vernieuwde wijk? Die gaan noodgedwongen allemaal naar Almere of Lelystad. Nee, zeiden ze, we hebben al die mensen aangeschreven, dus ze konden meedoen in het programma. Maar ja, ze reageerden niet. En toen dacht ik, besef je nou niet hoeveel mensen zo’n brief gewoon helemaal niet kunnen lezen, niet kunnen doorgronden wat er zich boven hun hoofden allemaal afspeelt? En dat je eigenlijk tegen de meest kwetsbare mensen zegt: nou, we gaan deze wijk opknappen, dus is er geen plek meer voor jullie. Terwijl het hun wijk is.

Wat voor maatschappij streef je dan eigenlijk na? Misschien is solidariteit daarom wel een begrip wat middenin dat voetbalveld van jullie zou moeten staan. Daar zijn denk ik al die andere thema’s mee verweven.

Het is vooral ook waar ik als rijksbouwmeester voortdurend op hamerde. Besef nou hoe wij onze omgeving inrichten, hoe bepalend dat is voor mensen. Ik vergelijk het altijd met ‘onze grote vriend’ Donald Trump, die een muur wil bouwen tussen Mexico en de Verenigde Staten. In Nederland bestaat daar een enorme collectieve verontwaardiging over. Ik laat dan vervolgens foto’s zien van het nieuwe station van Rotterdam Centraal. Prachtig gebouw dat een groot welkom gebaar maakt. Maar zo gauw je binnenkomt, loop je tegen de poortjes aan. Voor degenen die geen OV-kaart hebben is er naast dat prachtige station een Spartaanse betonnen voetgangerstunnel. Terwijl in Rotterdam één op de vier kinderen in armoede opgroeit en er ook veel arme ouderen zijn, die zich helemaal geen kaartje kunnen veroorloven. Dus met gemeenschapsmiddelen bouw je een prachtig station, maar tegen één op de vier kinderen zeg je: dit is niet voor jou. Dat is net zo goed een muur, alleen bouwen wij die midden in onze eigen steden.

Als je het over verbeeldingskracht en solidariteit hebt, hoort daar ook het vermogen bij om verantwoordelijkheid te nemen voor de meest kwetsbare mensen in een gemeenschap. Als het je lukt om kinderen te bereiken die in achterstandswijken opgroeien en steeds kansarm blijven omdat er gewoon geen kansen herkend of aangeboden worden, dan heb je, denk ik, heel veel gewonnen. Dan is er een hele sterke sociaal maatschappelijke insteek. En dat is natuurlijk ook maar weer een deel van het verhaal, want jullie zijn geen opbouwwerkers of zo.

Rob: Nee, dat is inderdaad de spanning die erin zit. Wat is nou uiteindelijk de taak van de bibliotheek? Het gaat om solidariteit en mensen kansen geven. Daar zijn openbare bibliotheken oorspronkelijk uit ontstaan, zeker in Nederland. Verheffing van het volk. Prachtig, ja. Maar tegelijkertijd, als je alleen de problematiek van de samenleving analyseert en niet de potentie, hebben wij daar wel een beetje moeite mee. Dat kind van tien jaar dat een waanzinnig beeld kan ontwerpen; dat is interessant, omdat je zo’n kind de kans geeft zijn talent te laten zien. En dan gaat het er even niet om dat je het kind moet leren lezen. Dat is uiteraard ook nodig, maar is toch vooral een taak van het onderwijs. Wat wij eigenlijk heel graag zouden willen, is dat de bibliotheek zich niet baseert op wat mensen niet kunnen, maar wat ze wél kunnen. Dat je zegt: wij zien jou en wij zien jouw talent. Dan gaat het dus over het organiseren van talent in de samenleving.

Daarbij komt dat de bibliotheek een van de weinige plekken in onze samenleving is waar iedereen komt; jong en oud, rijk en arm. Als je alleen nog maar focust op die overigens heel nuttige hulp aan mensen die niet kunnen lezen of die hun belastingformulier niet in kunnen vullen, betekent dat tegelijkertijd dat je niet meer de hele samenleving over de vloer krijgt.

Floris: En dat is natuurlijk een belangrijke en ook heel mooie rol. Het Planbureau heeft een tijdje geleden een onderzoek gedaan naar plekken waar mensen elkaar ontmoeten, en het blijkt echt te gaan om plekken als de bibliotheek. Ik heb veel in Amerika gewerkt en gezien hoe knalhard het gesegregeerd is in die steden daar. Dat is meedogenloos. Je komt elkaar gewoon niet meer tegen. Het is haat, nijd, angst en criminaliteit. Dat hebben we gelukkig in Nederland veel minder; nauwelijks eigenlijk. Maar dat is een cultuur die je inderdaad zorgvuldig moet onderhouden, anders erodeert dat.

Maar er moet ook lol en verbazing in een bibliotheek zitten. Dat je als een soort Alice in Wonderland de rabbit hole ingaat en een totaal onverwachte wereld tegenkomt. Van al die boeken, van al die gedachten. Wat is nou de echo van een cultuur? Wat is nou je besef van achtergronden en mogelijkheden? Ik vind het boeiend hoezeer je als bibliothecaris je eigen rol kunt vorsen. Als een neuroloog die zijn eigen hersenen onderzoekt.

Rob: Misschien moeten we het ook over de schaal hebben. Ik werk veel met bibliotheken in Oostenrijk, waar ze de helft van het aantal inwoners van Nederland hebben maar nog steeds 2600 gemeenten. En die hebben ook bijna allemaal een bibliotheek. Zelfs een dorp van 300 inwoners. Daar wordt volgens een heel andere schaal gekeken en gewerkt. In Nederland zijn we heel rationeel en planmatig bezig de schaal steeds weer een stukje groter te maken.

Floris: Dus je zegt: eigenlijk is het goed dat er weer meer bibliotheken gebouwd worden. Maar het gaat dan voornamelijk om grote, iconische bibliotheken, terwijl je daarmee als het ware een heel veld van mogelijkheden mist, die eigenlijk net zo essentieel zijn.

Joyce: Wat dat betreft ben ik heel benieuwd wat er nu daadwerkelijk gerealiseerd wordt met die 56 miljoen uit de SPUK-regeling, de eenmalige specifieke uitkering van de Overheid voor lokale bibliotheekvoorzieningen. Die subsidie is bedoeld voor het oprichten van een nieuwe bibliotheekvestiging of het doorontwikkelen van een bestaande voorziening. Gemeenten die te maken hebben met grote maatschappelijke opgaven, zoals onderwijsachterstand of laaggeletterdheid kregen daarbij voorrang. Maar als ik dan lees dat het ook om verruiming van openingstijden of uitbreiding van sta-uren van de bibliobus mag gaan, vind ik dat niet echt getuigen van veel verbeeldingskracht. Zeker als het om bibliotheekvoorzieningen op het platteland gaat, kan je toch wel iets anders verzinnen dan een bibliobus?

Floris: Ja, stel dat je zegt: we hebben hier in het dorp een gemeentehuis dat nauwelijks nog gebruikt wordt omdat we een fusiegemeente zijn. Dan kan je de bibliotheekvoorziening onderbrengen in zo’n gemeentehuis, want die hebben toch al een loketfunctie. Of een andere plek waar veel mensen samenkomen, zoals de ontvangstruimte van een ziekenhuis.

Bibliotheken kunnen ook een soort ambassadeurs zijn die als een Marco Polo nieuwsgierig de wereld intrekken en daar neerstrijken waar ze een plek vinden. Een bibliotheek ‘sans domicile fixe’, zonder vaste woon- of verblijfplaats.

Rob: Dat je de bibliotheek klein houdt en gewoon gaat zitten op plekken waar het nodig is, of waar het spontaan ontstaat, waar mensen samenkomen. En dat je iedere keer kijkt welke functie daar dan bijhoort.

Floris: Het gaat er ook om hoe toegankelijk ben je, hoe zichtbaar ben je en hoe uitnodigend. Mensen moeten natuurlijk ook leren om een bibliotheek te gebruiken en naar binnen te durven. Ik had in Rotterdam op een gegeven moment contact met mensen die handenarbeidles gaven, want die waren erachter gekomen dat scholen daar geen tijd en geld meer voor hadden. Dus in allerlei achterstandswijken gingen ze naschoolse handenarbeidles geven en onderdeel daarvan was dat de kinderen ook taalles kregen, doordat er veel met ze gepraat werd. Op een gegeven moment kwamen ze erachter dat de moeders die de kinderen na de les kwamen ophalen daar vaak al een kwartier van tevoren aan het buurten waren. Plotseling beseften ze, ja, wij geven handenarbeidles, maar we maken daardoor ook een gemeenschap. Dus ze gingen het koppelen aan het geven van informatie aan die moeders over allerlei onderwerpen. Dan heb je dus een functie gecreëerd waar andere activiteiten uit voortkomen omdat er een ontmoetingsplek is ontstaan. Terwijl je je dat van tevoren niet hebt beseft omdat je vooral vanuit je eigen denkwereld redeneert.

Rob: Wij willen altijd een keuken in de bibliotheek, want als nou iets mensen en verhalen bij elkaar brengt dan is het wel samen koken. In Tilburg Noord, een wijk met wel 120 verschillende nationaliteiten, deelt De Bibliotheek Wagnerplein het gebouw o.a. met De Wereldkeuken. Hier wordt 6 dagen per week een betaalbare lunch geserveerd, bereid door vrijwilligers uit allerlei regio’s van de wereld. Via ‘keukenpraatjes’ leren deelnemers de Nederlandse taal door samen te koken.

Floris: Ja prachtig als je dat zo kunt opzetten. Ik ben als rijksbouwmeester ook veel bezig geweest met asielzoekerscentra. In een van die centra koken de asielzoekers een keer per week voor mensen uit de buurt. Zo simpel eigenlijk.

Rob: We zijn dus op zoek naar dat soort vormen. En dan op een schaal die behapbaar is.

Floris: Dat is een leuk model: bibliotheek zoekt partner om meer te zijn dan een bibliotheek. Bijvoorbeeld een keuken, een handenarbeidclub, een toneelvereniging. Misschien is dat een vorm waarmee je een grotere toegankelijkheid creëert.

Als rijksbouwmeester schreef ik ook prijsvragen uit rond sociaal-maatschappelijke thema’s. WHO CARES was een ontwerp-prijsvraag voor nieuwe vormen om wonen, zorg en ondersteuning te combineren. Hoe organiseer je zorg in onze woonwijken. Er mochten alleen architectenteams meedoen die in hun team iemand uit de zorg opnamen. Dat kon een dokter zijn, een verpleegkundige of een bejaardenverzorger. Het was fascinerend om te zien hoe anders architecten gaan ontwerpen als er een bejaardenverzorger in het team zit, die gewoon vanuit de praktijk al heel goed weet wat wel en niet werkt.

Daarnaast was er de prijsvraag Brood en Spelen, waarbij het ging om kansrijke en innovatieve ideeën voor vernieuwing op het platteland. Daaraan mochten alleen architectenteams meedoen die in hun team een boer hadden zitten die zijn eigen grond inbracht. Ik zei tegen die architecten: je hebt je verhaal pas echt goed op orde als je een boer weet te overtuigen wat hij met zijn grond moet doen. Dan blijkt hoe rijk je gedachtengang wordt op het moment dat je in een constellatie zit met een heel andere discipline, met een heel andere manier van denken, met een andere realiteit. Boerenslimheid plus ontwerpkracht, dan is er plotseling van alles mogelijk. En dat is ook wat een bibliotheek zou kunnen doen. Zijn er koppelingen te maken waardoor plotseling een veel krachtiger instrument ontstaat.

Het begint met het formuleren van vragen. Is voedselproductie te combineren met natuurontwikkeling? En alle vragen die daarbij horen over mest, bestrijdingsmiddelen, water etc. Stel, je zet ergens op het platteland een bibliotheek neer die de verschillende werelden als uitgangspunt neemt. Een onderzoekscentrum waar de boeken, de kennis, de twijfel, het onderzoek bij elkaar komen. Dat je zegt: we worden een activistische bibliotheek, die daar waar alleen nog maar strijd is, gaat onderzoeken of je door beter na te denken, door betere communicatie tot nieuwe vragen en dus nieuwe oplossingen kunt komen.

Rob: Het mooie daarvan is dat het niet om meningen gaat; het gaat om kennis en argumenten. En op het moment dat je elkaars argumenten kent, begrijp je elkaar ook beter.

Floris: Ik heb ook veel met jongeren gewerkt en wat me opvalt als je met ze in gesprek gaat, is hoe ze aan het zoeken zijn. Mijn oudste dochter studeert theoretische natuurkunde, echt hardcore wetenschap. Voor haar master wetenschapsfilosofie heeft ze onderzoek gedaan naar transgender jongeren die op een gegeven moment de keuze moeten maken: ga ik de route volgen via de officiële medische zorgverlening of ga ik via internet zelf medicijnen kopen en aan mijn lichaam klussen. In allerlei interviews heeft ze mensen gevraagd hoe ze tot die keuze gekomen zijn. Maar ook: hoe kan het nou dat jij voor zo’n allesbepalende vraag informatie op een internetforum vertrouwt en medicijnen uit China laat komen? En waarom duurt het via de officiële weg vijf of zes jaar voordat je verder bent, terwijl je die medicijnen meteen online kan bestellen? Dat zijn fascinerende vragen, waarbij de bibliotheek een solide basis zou kunnen vormen om kennis te ontwikkelen temidden van alle misinformatie en waanideeën die nu spelen.

Rob: En dan komt het belang van de collectie weer naar voren. Als er in Bibliotheek Amsterdam op de bovenste etage een debat wordt georganiseerd, dan heb je acht verdiepingen daaronder zitten waar je alle informatie, argumenten en kennis kunt halen.

Floris: Ja, precies, maar het gaat erom hoe je je erin positioneert. Natuurlijk hebben we catastrofes en conflicten, natuurlijk lopen allerlei systemen vast, maar dat is van alle tijden. We hebben een manier nodig om verder te komen en de bibliotheek kan daar veel activistischer in worden. Een bibliotheek is leuk om te hebben, maar het is de essentie om het debat te voeren. En nergens bang voor te zijn. Je hoeft geen stelling te nemen, maar je moet het debat op een open manier kunnen voeren.

Joyce: Dat is ook wat Maarten Hajer zegt. (Bibliotheekblad 2/3 2018, p. 34-35) Hij was in 2018 curator van Het Nationale Bibliotheekcongres en sprak toen over agonistische democratie, een democratie waarin mensen samen op zoek gaan naar oplossingen zonder onenigheid uit de weg te gaan. Durven om soms een beetje de frictie op te zoeken, en als er een conflict is, daarover live het debat voeren. Hij ziet daarin een rol voor bibliotheken.

Floris: Je hebt internet, sociale media, allerlei domeinen waar meningen gevormd worden. Je kunt zeggen dat het eigenlijk allemaal systemen zijn waarin de mening gevormd wordt door het blikveld te vernauwen. En juist in de bibliotheek kun je meningen vormen door het blikveld te verbreden. Als bibliotheek kun je voor een fundamenteel andere positie kiezen. Niet bang voor het debat, niet bang om dingen te tonen, maar wel zodanig dat in beeld komt wat in al die andere kanalen juist zorgvuldig buiten beeld wordt gehouden.

Eén van de beste afstudeerders die ik ooit heb gehad, is een Oekraïens meisje met Russische ouders, Lesia Topolnyk heet ze. Ze was naar Nederland gekomen vlak voordat de MH17 werd neergeschoten en vroeg zich vertwijfeld af of ze zich voor haar afkomst moest schamen.

Uiteindelijk is ze afgestudeerd op het project De Niet-Verenigde Naties. Ze zei: we hebben de Verenigde Naties, maar waarom maken we nou niet een instituut waarin je het eens bent over het feit dat je het met elkaar oneens bent. Daar heeft ze de Un-United Nations Headquarters voor ontworpen, een fascinerend gebouw dat alleen maar bestond uit gangen. Want het is leuk al die zalen, maar daar kom je elkaar niet tegen en daar wordt niet de waarheid gesproken. De gangen stonden symbool voor de informele ruimte waar politici met elkaar in gesprek kunnen gaan. Vanuit het besef: natuurlijk zijn we het oneens, maar dat is niet het einde maar het begin van een gesprek. Een heel mooi project, waar ze zowel de nationale als de internationale Archiprix mee heeft gewonnen.

Misschien moet niet langer het 19-eeuwse verhaal van volksverheffing centraal staan, maar het 21e-eeuwse verhaal van het domein waar de wisselwerking tussen feiten en meningen centraal staat. En dat de bibliotheek daarin een van de meest essentiële bronnen is voor het verder voeren van het debat.

Dat is een van de mogelijke uitwerkingen, maar je kunt ook kiezen voor een vorm waarin de bibliotheek – echt activistisch en nergens bang voor – de wereld intrekt.

Joyce: Eigenlijk pleit je er dan voor om per locatie te kijken wat daar specifiek nodig is? Je adopteert in principe een probleem en daar programmeer je op.

Floris: Je maakt als een huwelijksmakelaar koppelingen. Bij Brood en Spelen was de eis dat er een boer in het team moest zitten. We hadden meteen honderd ontwerpbureaus die mee wilden doen, maar er hadden zich maar drie boeren ingeschreven. Toen hebben we een datingsite opgezet en een dating-avond georganiseerd en daar kwamen ineens 50 tot 60 boeren op af. Het was met name de jonge generatie boeren, want die vinden ook dat het echt anders moet, maar weten niet hoe. Uiteindelijk kwamen daar prachtige teams en projecten uit, maar je moet het wel organiseren. Dat zou een rol van de bibliotheek kunnen zijn. Er zijn zoveel domeinen waar het debat vastloopt, waar de gedachtengangen stokken, terwijl bibliotheken het reservoir hebben en de wegen weten om het verder te helpen.

Als je het over sociale thema’s hebt: in het rapport van de Staatscommissie Demografische Ontwikkelingen staan verschillende hoofdstukken, waaronder ruimte en economie. Lastige  thema’s waar veel discussie over is, maar daar gaan we wel uitkomen. Voorzieningen en zorg, daar komen we niet uit. De aankomende vergrijzing, de zorgsystemen die we hebben; zelfs als   we het geld hiervoor kunnen vinden, kunnen we de mensen niet vinden. Zorg gaat hét thema    van de komende decennia worden. Dat  vraag  zelfredzaamheid, gemeenschapszin. Met  name dat laatste is een prachtig thema om over te reflecteren. Wat je iedere keer ziet is dat als mensen elkaar niet kennen, ze elkaar niet vertrouwen en elkaar dan ook niet willen helpen. Zodra    mensen elkaar wel kennen, willen ze van alles voor elkaar doen. Hoe werkt dat, dat ontmoeten, dat kennismaken, die gemeenschapszin? Dat gaan we heel hard nodig hebben in de komende decennia. Mijn ouders waren allebei huisarts in Sint Oedenrode en mijn moeder was een van de eerste vrouwelijke huisartsen in Brabant. Dan heb ik het over  eind  jaren  vijftig, begin  jaren zestig. Ze zei: in het begin van mijn praktijk kreeg ik iedere maandagochtend een zuster uit het klooster op bezoek en die zuster kende iedereen in het dorp. Ze kende alle roddels, ze wist     alles. Mijn moeder zei: met haar had ik in 1 uur de zorg voor het hele dorp geregeld. Die zuster wist wie ze daar allemaal voor in kon schakelen. Op het eind van haar leven zei mijn moeder: sinds die zuster heb ik de systemen alleen maar complexer zien worden. Al die verschillende lagen. Het sluit naadloos aan op een gezegde hier in Brabant: één moeder kan voor tien    kinderen zorgen maar tien kinderen kunnen niet voor één moeder zorgen. We kunnen juist het alsmaar complexer maken van onze zorgsystemen niet meer volhouden en moeten een weg vinden waardoor zorg logischer wordt en gemeenschapszin daarin  een  vanzelfsprekende  rol gaat spelen. Dat is volgens mij ook een prachtig thema waar jullie je tanden op stuk kunnen bijten.

Rob: In elke mission statement van de bibliotheek staat wel iets over zelfredzaamheid, maar we zouden het beter kunnen hebben over gemeenschapszin?

Floris: Het is allebei belangrijk want zelfredzaamheid moet je niet op individueel niveau bekijken maar op het niveau van de gemeenschap. We hadden hier een Raad van Verbeelding en daar zat een middelbare scholier in, een hele slimme meid. Die had in corona-tijd een enquête gehouden onder scholieren van het middelbaar onderwijs. Hele leuke vragen, zoals: waar ga jij naartoe als de zon schijnt, welke plek zoek je dan op. Een van de vragen was ook: zou je vrijwilligerswerk willen doen. En zo ja, hoe lang en hoeveel. Ongeveer tachtig procent van de scholieren zei dat ze dat wel leuk zouden vinden; twee uur per week, geen enkel probleem. En ze wilden het liefste iets doen met ouderen. Boodschappen doen, even komen kletsen enz. En toen dacht ik: hoe kan het dat we dat niet inzetten? Ook daarvan zou je tegen de bibliotheek kunnen zeggen: ga werken aan het opsporen van idealisme als vergeten bron van gemeenschapszin.

Gerelateerde berichten