De Koninklijke Bibliotheek (KB) heeft op 21 januari tijdens de landelijke collectiemiddag de concepttekst van het nieuwe collectieplan voor de periode 2020-2024 gepresenteerd. Het collectieplan bevat 58 afspraken die moeten bewerkstelligen dat alle openbare bibliotheekvoorzieningen een zo adequaat mogelijke afstemming bereiken met betrekking tot het realiseren van een pluriforme ‘collectie Nederland’.
De Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen (Wsob, artikel 10) bepaalt dat de KB eens in de vier jaar een collectieplan voor het netwerk opstelt. In 2016 is het eerste Gezamenlijke Collectieplan vastgesteld; het nu uitgebrachte concept Collectieplan 2020-2024 (pdf) is de opvolger hiervan.
In het Collectieplan wordt de in overleg met vertegenwoordigers van bibliotheken, POI’s en de KB opgestelde gezamenlijke visie op de ‘collectie Nederland’ verwoord. Het collectieplan moet de samenhang tussen de collecties, zowel de fysieke als digitale, bewerkstelligen. Nieuw aan dit Collectieplan ten opzichte van de vorige versie uit 2016 is onder andere dat het een verwoording bevat van de gedeelde visie op de definitie, functie, positie en kwaliteit van de gezamenlijke collectie. Achterliggende principes die daarbij gelden zijn onder andere de publieke waarden van de openbare bibliotheek (betrouwbaarheid, toegankelijkheid, pluriformiteit), onafhankelijkheid (de bibliotheek is verantwoordelijk voor collectievorming, niet de overheid), authenticiteit (vooral van belang bij de digitale bibliotheek: onderscheid echt/fake)
Daarnaast zijn in het Gezamenlijk Collectieplan 2020-2024 58 afspraken opgenomen waarin onder meer de verantwoordelijkheden van de verschillende partijen in de openbare bibliotheeksector aangaande collecties zijn vastgelegd om zo een goede afstemming te bewerkstelligen om een zo dekkend mogelijke collectie te krijgen. Daarnaast behoren tot de 58 in het Collectieplan vastgelegde afspraken ook afspraken over specifieke collectieonderdelen en collectiegerelateerde thema’s die op landelijk niveau aandacht vragen, zoals de afstemming tussen de fysieke en digitale collecties en de collectiekennis en -expertise.
In het vorige Collectieplan uit 2016 (pdf) was nog sprake van 37 afspraken.
De 58 afspraken zijn verdeeld over drie categorieën: 1) rolverdeling in het netwerk (lokale bibliotheken, POI’s, CDR/Muziekweb, KB, Stichting Pluscollecties), 2) specifieke thema’s (collectie en programmering, fysiek-digitaal, jeugd, collectiekennis- en expertise, financieel), 3) specifieke collecties (informatief: HBO+ en digitaal), audiovisueel (audio, bladmuziek, film), longtail, erfgoedcollecties, ‘special needs’ (collectie voor laaggeletterden, personen met een leesbeperking).
Bij de afspraken wordt onder andere aangegeven welke reeds in uitvoering zijn en voor welke nog actie nodig is. Deze laatste afspraken zijn nieuw ten opzichte van het vorige Collectieplan.
Een greep uit deze categorie:
Rolverdeling
- De VOB en KB maken afspraken over de wijze waarop besluitvorming naar aanleiding van het Collectieplan in afstemming met lokale bibliotheken wordt ingeregeld
- De CDR gaat in overleg met de KB en het ministerie op zoek naar structurele financiering voor haar taken binnen en buiten het openbare bibliotheekveld in relatie tot de visie op muziek.
- KB, het openbaar bibliotheekstelsel en de NBD voeren het gesprek over de toekomst van metadata. De KB, POIs en de Stichting Pluscollecties verkennen in overleg met de NBD, hoe metadata van collecties ook kan worden toegepast ten behoeve van programmering.
- Bibliotheken en POI’s met een collectie die belangrijk is voor het landelijk IBL vormen gezamenlijk een landelijk werkverband.
- SPN neemt deel aan dit werkverband vanwege haar verantwoordelijkheid voor het IBL en de monitoring van de beschikbaarheid van collecties. Daarnaast beheert zij ook het clearinghouse. (Zie hierover ook het bericht ‘Nieuw beleidskader Plusfunctie: oprichting werkverband en inrichting “clearinghouse”.’)
Specifieke thema’s
- De Stichting Pluscollecties krijgt ook een rol bij het versterken van de interactie tussen collectie en thematische programmering. Zo zal zij proeftuinen starten voor de (door)ontwikkeling van activiteiten gericht op de relatie tussen collectie en programmering en tevens, in samenwerking met de KB, proeftuinen waar de digitale collectie (interne en externe bronnen) aansluit op de thematische programmering.
- De KB ontwikkelt een prototype dat het eenvoudiger maakt de digitale collectie binnen de Bibliotheek op school in te zetten.
- De KB verkent met openbare bibliotheken hoe de digitale collectie
ook beter zichtbaar kan worden gemaakt in de lokale bibliotheek
vestigingen - Er is behoefte aan kennis over collectioneren en collecties onder met name twee verschillende doelgroepen: de collectioneur en de medewerkers in de frontoffice (publieksdiensten). Hierbij aansluitend zijn twee nieuwe afspraken geformuleerd in het Collectieplan: KB en SPN ontwikkelen en implementeren samen met collectiespecialisten een cursus/ kenniscircel voor collectioneurs aan de hand van de bouwstenen voor lokaal collectiebeleid en beide organisaties maken in relatie tot de Bibliotheekcampus een plan van aanpak met betrekking tot collectiekennis voor frontofficemedewerkers.
Specifieke collecties
- De KB onderzoekt hoe klanten van de openbare bibliotheek toegang kunnen krijgen tot wetenschappelijke digitale bronnen middels een verbinding van de twee lidmaatschapsvormen en start een pilot waarin klanten van de openbare bibliotheek toegang krijgen tot speciaal voor hen ingekochte wetenschappelijke bronnen.
- POI’s maken samen met de bibliotheken in hun werkgebied een provinciaal bewaarbeleid en coördineren de procesafspraken hierover.
- De Stichting Pluscollecties stelt het landelijk bewaarbeleid van fysieke collecties op en stemt dit af op de provinciale bewaarbeleidsplannen en de digitale collectie.
- De KB coördineert de vorming van een visie op de invulling van muziek en film als onderdeel van de taak van de openbare bibliotheek in relatie tot andere (netwerk- en commerciële) partijen. In samenwerking met Stichting Pluscollecties, waar CDR onderdeel van uitmaakt.
In het Collectieplan worden ook enkele cijfers genoemd aangaande de gezamenlijke collectie. Die bestond in 2018 uit 24,3 miljoen exemplaren, waarvan bijna 10,8 miljoen voor volwassenen en ruim 11,7 miljoen voor de jeugd; de rest behelst audiovisueel materiaal en bladmuziek. Opvallend is met name de sterke daling van de omvang van de collectie voor volwassenen, van bijna 25 miljoen exemplaren in 2000 naar nog geen 11 miljoen in 2018. De digitale collectie omvatte in 2018 21.600 e-booktitels (waarvan ruim 2500 voor de jeugd) en ruim 2000 luisterboektitels. Volgens de prognose zal dit aantal in 2022 gegroeid zijn tot 29.000. In 2015 ging het nog om ruim 10.600 e-booktitels.
Het collectieplan vermeldt ook het aantal IBL-aanvragen: in 2018 ontvingen bibliotheken circa 1,4 miljoen materialen van andere bibliotheken en 140 duizend materialen van Muziekweb. Het grootste aandeel van de aanvragen door de bibliotheken binnen de provincie afgehandeld. Met name de provincies Overijssel, Zuid-Holland, Gelderland, Drenthe en Noord-Holland nemen een groot deel (gezamenlijk circa 1 miljoen) van deze aanvragen voor hun rekening.
In de op de Landelijke Collectiemiddag gepresenteerde conceptversie van het Collectieplan zullen waarschijnlijk nog enkele kleine wijzigingen worden doorgevoerd, waarna het collectieplan officieel zal worden vastgesteld door de drie deelnemers aan het netwerkoverleg (VOB, SPN en KB) en een uitvoeringsagenda zal worden opgesteld, zo meldt de KB.
Het concept Collectieplan 2020-2024 kwam tot stand na evaluatie van het voorgaande collectieplan (zie Feitenrelaas (pdf), Evaluatieverslag (pdf) en Verslag internetconsultatie (pdf)), waarna de KB in overleg met de Klankbordgroep Collectieplan onderwerpen voor het collectieplan heeft geselecteerd.