Onderzoek: verdere ontwikkeling taalhuizen nodig voor terugdringen laaggeletterdheid

Foto: Frank Huysmans (midden) en Willem van Raaijen overhandigen het rapport aan Suzanne Hafidi.

Op 24 mei is het rapport Kwaliteit en toekomstbestendigheid taalhuizen overhandigd aan Suzanne Hafidi, plv directeur Media & Creatieve Industrie bij het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Het biedt een eerste inzicht in de sterktes en ontwikkelpunten van de taalhuizen bij de aanpak van laaggeletterdheid.

Het onderzoek is uitgevoerd door Frank Huysmans (WareKennis, UvA) en Willem van Raaijen (Hobéon) in opdracht van de Certificeringsorganisatie voor Bibliotheekwerk, Cultuur en Taal (CBCT). Tijdens een bijeenkomst in de theaterzaal van de bibliotheek in Utrecht lichtten zij de uitkomsten toe, en gingen de taalhuizen en landelijke organisaties het gesprek aan over mogelijke vervolgstappen. 

De taalhuizen zijn operationeel sterk en hebben op lokaal niveau al veel en goed werk verzet bij de aanpak van laaggeletterdheid, zo blijkt uit het rapport. Dat komt vooral door gemotiveerde en gedreven medewerkers en vrijwilligers, maar de samenwerking tussen de lokale partners (gemeente, bibliotheek, welzijnsorganisaties et cetera) moet beter worden verankerd. Ook is de financiële ruimte meestal te krap. Met het oog op de lange termijn moeten taalhuizen meer aandacht besteden aan organisatieontwikkeling en moeten zij het effect dat ze bereiken zichtbaarder maken. 

Geen blauwdruk voor succes 

De taalhuizen zijn nog betrekkelijk jong en volop in ontwikkeling. Het onderzoek leert dat er vooralsnog geen ‘blauwdruk voor succes’ bestaat. De Nederlandse taalhuizen verschillen namelijk sterk van elkaar in grootte, organisatie en budget. Ook verschillen de verwachtingen en eisen van de lokale en regionale belanghebbenden. Het gaat erom die mix van bouwstenen te vinden die bij de lokale situatie past. 

De meeste taalhuizen richten zich op de laaggeletterden met Nederlands als moedertaal. Zij komen in de maatschappij vaak niet goed mee. Binnen deze groep is ook veel schaamte, en de drempel om er iets aan te doen is hoog. Het bereiken van deze doelgroep is daarmee een grote opgave voor de taalhuizen. Tegelijk worden de taalhuizen vaak overspoeld met hulpvragen van vluchtelingen. Taalhuizen hebben, mede vanwege de beperkte capaciteit, grote moeite hierop in te spelen. 

Het rapport is hier te downloaden.


In Nederland hebben zo’n 2,5 miljoen mensen van 16 jaar en ouder moeite met lezen, schrijven en/of rekenen. Dat betekent dat ongeveer een op de zes mensen moeilijk kan meekomen bijvoorbeeld op het werk, in de omgang met instanties of bij het gebruik van openbare voorzieningen. De aandacht voor de aanpak van laaggeletterdheid is de laatste jaren flink toegenomen. De ruim tweehonderd taalhuizen – ook wel digi-taalhuizen of taalpunten genoemd – zijn een onderdeel van die aanpak.

Gerelateerde berichten