Tekst: Els Rademaker-Vos, gepensioneerd (leidinggevend) bibliothecaris bij de Overijsselse Bibliotheek Dienst en tot 2006 consulent voortgezet onderwijs. Vanaf 2017 geeft zij colleges over nepnieuws voor de BMO. Columnisten / bloggers schrijven op persoonlijke titel en weerspiegelen niet noodzakelijkerwijs het standpunt van de redactie.
Al een tijdlang vind ik dat er een waterscheiding heerst in de bibliotheekwereld. Aan de ene kant heb je ‘oudere’ medewerkers die komen uit de begintijd van de ICT (zeg vanaf halverwege de jaren ’80 van de vorige eeuw) en aan de andere kant de ‘jongere’ medewerkers voor wie de ICT-ontwikkelingen niet snel genoeg kunnen gaan en die het liefst alle moderne noviteiten zoals artificiële intelligentie liever vandaag dan morgen in de bibliotheek willen implementeren.
Als je als medewerker uit de beginjaren van de ICT komt, en een kritische houding hebt tegenover nieuwe ontwikkelingen, ben je niet meer van deze tijd.
Bedenk wel dat deze oudere generatie medewerkers genoeg ICT-mislukkingen (die bakken met geld hebben gekost) hebben meegemaakt. Ik vind het raar en het stoort mij dat er met een bepaald soort dedain naar deze oudere medewerkers gekeken wordt.
Deze gedachtegang heerst helaas ook in de bibliotheeksector. Lange tijd is onze sector verwaarloosd en werd ondergewaardeerd. We kregen te maken met veel bezuinigingsrondes waar door het implementeren van ICT er nog meer bezuinigd kon worden. Opheffen van bibliotheken, ontslag van personeel. Lezen zou niet meer van deze tijd zijn en de computer kon immers heel veel taken overnemen. En waarom zou je bijvoorbeeld nog papieren boeken in je collectie willen hebben? We kunnen immers alles digitaal lezen en vaak nog gratis ook. Dat de kwaliteit van deze bronnen vaak discutabel is, wordt er meestal niet bij gezegd.
Gelukkig hebben we nu een staatssecretaris, mevrouw Uslu (D’66) die wel het belang van bibliotheken inziet. Uslu ziet dat bibliotheken centra van cultuur en kennis zijn en dat lezen enorm belangrijk is.
Ik ben enorm blij met deze staatssecretaris! De staatssecretaris ondersteunt de bibliotheken met veel geld. Dus moeten er weer bibliotheken worden opgericht en heel belangrijk: mensen moeten worden opgeleid om te werken in die bibliotheken.
Die opleiding: dat is een punt want die bestaat al jaren niet meer. (Op opleidingsinstituten zoals GO Opleidingen na die cursussen en leergangen aanbieden.) Dus moet er iets nieuws komen. Daarover gaat het artikel Jannie van Vugt en Kirsten Sinke, trekkers van de brancheopleiding in Bibliotheekblad 2-2023. In dit artikel worden de contouren geschetst van een nieuwe opleiding. De opleiding is bedoeld voor bibliotheekmedewerkers die geschoold kunnen worden door middel van een aantal modules. Want mensen een langere tijd naar school sturen is niet meer van deze tijd.
Ik juich het toe als bibliotheekmedewerkers worden geschoold.
Je moet immers weten welke taken in een bibliotheek uitgevoerd worden, en uiteraard moet je bezoekers kunnen helpen op een klantvriendelijke manier. Maar ik mis de opleiding tot bibliothecaris. Die duurde minstens twee jaar. In die tijd leerde je de bibliotheektechnische vakken zoals collectievorming. Er was scholing op het gebied van (buitenlandse) literatuur en ook scholing op het gebied van het jeugdbibliotheekwerk, het schoolbibliotheekwerk en het ouderenwerk.
Er zullen mensen zijn die nu meteen zeggen: ‘die technische vakken zijn tegenwoordig overbodig. Alles komt kant- en- klaar van NBD Biblion.’ Maar er zullen altijd boeken ingewerkt moeten worden die niet landelijk worden aangeboden. Denk aan uitgaven die van belang zijn voor de plaatselijke bibliotheek zoals uitgaves over bijvoorbeeld streekgeschiedenis en heemkunde.
Kennis van collectievorming is ook heel belangrijk wat betreft het afschrijfbeleid. Je kunt niet afgaan op nullijsten maar je moet kennis hebben van wat de klanten vragen en daarop inspelen. En het jeugdbibliotheekwerk: hoe belangrijk is dat. Dat is door de jaren heen steeds duidelijker geworden. En het schoolbibliotheekwerk. Ook omdat het ministerie graag bibliotheken op scholen wil hebben. Daarvoor moet je echte bibliothecarissen hebben die dat kunnen oppakken en scholen advies kunnen geven. Hetzelfde geldt voor bibliotheekwerk voor ouderen: een doelgroep die steeds omvangrijker wordt.
Ik word gesterkt door het pas verschenen boek van Mira Feticu: Geheugen, geschiedenis, beschaving. Mira brengt hierin een ode aan de bibliotheek en zij beschrijft ook het belang van de bibliothecaris: iemand die uitstekend ontwikkeld is en goed met klanten kan omgaan, en hun vragen kan beantwoorden. Zulke mensen hebben we in de bibliotheek nodig. En goed opgeleide medewerkers die net als de bibliothecarissen regelmatig op bijscholing gaan, Want er is van alles gaande in de wereld. Deze goed opgeleide bibliothecarissen zijn wel degelijk van deze tijd.
Zullen we afspreken deze ouderwetse uitdrukking nooit meer te gebruiken?