In zijn vandaag uitgebrachte advies Een bibliotheek voor iedereen noemt de Raad voor Cultuur het kwalijk dat niet iedereen in Nederland meer toegang heeft tot een openbare bibliotheek in de eigen gemeente, mede als gevolg van het feit dat het totaalbedrag dat gemeenten reserveren voor een eigen openbare bibliotheekvoorziening sinds 2010 met maar liefst 19% is gedaald. De Raad adviseert daarom om wettelijk te verankeren dat elke gemeente de plicht heeft om te zorgen voor een eigen openbare bibliotheekvoorziening. Verder pleit de Raad onder meer voor een Nationale Bibliotheekagenda en voor het in het leven roepen van een erkende bibliothecarissenopleiding. De Raad voor Cultuur komt met het advies op verzoek van minister Van Engelshoven (OCW) in het kader van de evaluatie van de in 2015 ingevoerde Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen (Wsob), waarbij met name gekeken wordt naar de doeltreffendheid en effecten van de wet in de praktijk. De wet is in het najaar van 2019 geëvalueerd door KWINK groep, Panteia en Rebel Group, maar daarnaast heeft de minister ook aan de Raad voor Cultuur gevraagd advies uit te brengen over de staat van het Nederlandse bibliotheekwerk.
De Raad voor Cultuur concludeert in zijn advies, getiteld Een bibliotheek voor iedereen. Versterking Bibliotheekwet noodzakelijk (pdf), dat met de Wsob de vijf in de wet genoemde functies weliswaar vaak zijn versterkt, waardoor op sommige plaatsen de bibliotheek floreert als nooit tevoren, maar dat tevens duidelijk is dat de wet geen versterking heeft gebracht op een cruciaal aspect: burgers kunnen er niet op vertrouwen dat er in hun gemeente een volwaardige bibliotheekvoorziening aanwezig is.
De Raad stelt dat niet iedere inwoner van Nederland meer toegang heeft tot een kwalitatief hoogstaand bibliotheekaanbod. Daarnaast zijn, ook na invoering van de Wsob, de spreiding en bereikbaarheid van de openbare bibliotheek nog altijd onvoldoende. Bovendien is sinds 2014 het niveau van de gemeentelijke bekostiging (gecorrigeerd voor prijsinflatie) met 8,8 procent gedaald en vanaf 2010 zelfs met bijna 19 procent.
Concluderend stelt de Raad daarom vast dat het huidige stelsel van openbare bibliotheken onder hoge druk staat. Het stelsel heeft de afgelopen jaren met veel bezuinigingen te maken gehad en de afname van het aantal bibliotheekvoorzieningen, in de zin van de wet, zal volgens de Raad naar verwachting de komende jaren doorzetten, waardoor de verschillen in het aanbod tussen gemeenten zullen toenemen.
Uit het advies van de Raad voor Cultuur blijkt dat zestien van de in totaal 355 Nederlandse gemeenten in 2019 geen bibliotheekvoorziening hebben, in de zin van de Bibliotheekwet. (In 2015 ging het om tien gemeenten) Dat wil zeggen dat hun inwoners niet van alle vijf wettelijk beschreven functies gebruik kunnen maken. Drie daarvan hebben een commerciële bibliotheekvoorziening, vijf hebben alleen een afhaalpunt en/of bibliotheekbus, twee gemeenten hebben geen gecertificeerde bibliotheek en in de overige zes gemeenten zijn er afspraken met buurgemeenten. In vijftien van de zestien gemeenten zonder voorziening is de afstand die inwoners moeten afleggen naar een (hoofd)vestiging of servicepunt minimaal 2,7 kilometer. Dat is aanzienlijk meer dan het landelijk gemiddelde van 1,9 kilometer. Ook het aantal fysieke bibliotheekvestigingen (locaties) is gedaald. In 2018 was het aantal bibliotheeklocaties met 27 procent gedaald ten opzichte van 2012. ‘Het aantal plekken waar burgers met vragen terecht kunnen bij gekwalificeerd personeel, is dus schaarser. Daar komt bij dat de onderlinge verschillen tussen fysieke bibliotheken groot zijn,’ aldus de Raad. |
De Raad spreekt van een kwalijke situatie, zeker in het licht van de slechte score van Nederland op leesmotivatie en leesvaardigheid onder middelbare scholieren in het recente PISA-onderzoek. De Raad rekent de bibliotheek tot de ‘humuslaag van het ecosysteem’, een basisvoorziening die dicht bij de inwoners van alle regio’s is gevestigd. ‘Bibliotheken hebben een sleutelpositie in de samenleving; vooral de ontwikkeling van leesvaardigheid wordt steeds belangrijker,’ aldus de Raad.
Marijke van Hees, voorzitter van de Raad voor Cultuur, zegt tegenover Trouw dat een bibliotheekwet zonder de verplichting voor gemeenten om een bibliotheek in stand te houden in feite ‘gebakken lucht’ is.
De Raad vindt dat iedere inwoner van Nederland toegang moet hebben tot een kwalitatief hoogstaand bibliotheekaanbod in de eigen gemeente, conform de bedoeling van de Wsob en stelt dat er ‘druk op de ketel’ nodig is om dat te realiseren.
De Raad doet vijf aanbevelingen om elke inwoner toegang te geven tot het volledige bibliotheekaanbod:
1. Versterk het wettelijke kader zodat alle inwoners van Nederland toegang hebben tot de vijf bibliotheekfuncties
‘Zorg ervoor dat er in de gemeente een lokale vestiging van de openbare bibliotheek is, en als een alternatieve invulling volgens de gemeenteraad beter is, leg dan goed uit hoe de verbinding van de burger met de vijf functies tot stand komt. Voldoet een gemeente niet aan deze verplichting, voer dan een passend sanctiebeleid uit,’aldus de Raad, die verder pleit voor een aanpassing van de wet, opdat er een betere afstemming plaatsvindt tussen gemeenten, zodat ze gezamenlijk op het niveau van stedelijke regio’s kunnen kijken naar de invulling van de bibliotheekfuncties. De wet moet zodanig aangepast worden dat op dit punt de vrijblijvendheid eruit gehaald wordt en de gemeenten verplicht worden daadwerkelijk tot afspraken te komen.
2. Versterk de taakstelling en samenwerking in het netwerk
De Raad noemt de taken en verantwoordelijkheden van de partners in het bibliotheeknetwerk en van hun opdrachtgevers onvoldoende aangescherpt. De beleidskaders voor het Rijk, provincies en gemeenten zijn onvoldoende ingevuld, waardoor hun rol van opdrachtgever te oppervlakkig van karakter is. De Raad benadrukt dat op alle beleidsniveaus geïnvesteerd moet worden in deskundigheid. ‘Een zekere disbalans in kennis en deskundigheid is normaal, maar het kan niet zo zijn dat directeuren van bibliotheekorganisaties aan wethouders, ambtenaren en betrokken raadsleden moeten uitleggen wat een bibliotheek wettelijk hoort te doen, of dat laatstgenoemden zeggen hun door de wet toegekende bevoegdheden niet te kennen,’ aldus de Raad.
Verder vindt de Raad de scheidslijn tussen de verantwoordelijkheden van de minister van OCW en de rol van de KB onvoldoende helder. ‘De KB kan niet én een gelijkwaardige deelnemer aan het netwerk zijn én de beleidslijnen uitzetten. Het moet duidelijk zijn dat het Rijk de stelselverantwoordelijkheid draagt en de KB de hieruit voortvloeiende stelseltaken uitvoert (en over de daarvoor benodigde bevoegdheden beschikt). Als er in het netwerk onduidelijkheid is over de verdeling en invulling van taken, dan moet de minister duidelijkheid scheppen,’ aldus de Raad.
3. Creëer een Nationale Bibliotheekagenda
Om de afstemming tussen de verschillende betrokken partijen te versterken pleit de Raad voor het starten van een Nationale Bibliotheekagenda in het kader waarvan de partners in het netwerk en hun opdrachtgevers meermaals per jaar bij elkaar komen om, op basis van een continue cijfermatige monitoring door de KB, gezamenlijk vast te leggen welke stappen er nog gezet moeten worden om te komen tot de wenselijke versterking van het stelsel. Elk jaar vindt daarbij aansluitend een landelijke bijeenkomst plaats, in de vorm van een congres of symposium, om een beeld te geven van de stand van zaken in het bibliotheekveld en de plannen voor het komende jaar.
De Nationale Bibliotheekagenda moet volgens de Raad onder meer regelen dat er een rekenmodel ontwikkeld wordt als richtlijn voor de kosten van instandhouding van bibliotheekvoorzieningen. ‘Op basis van diverse gegevens, zoals aantal inwoners, bevolkingssamenstelling en stedelijkheidsgraad, geeft het model aan hoeveel geld een specifieke gemeente minimaal aan de openbare bibliotheek zou moeten besteden,’ aldus de Raad.
Ook pleit de Raad ervoor de mogelijkheden voor een landelijke stimulans voor innovatie binnen de sector te onderzoeken, waarbij POI’s samen met bibliotheekorganisaties een aanvraag kunnen doen voor innovatieactiviteiten.
4. Stimuleer leesmotivatie vanaf 0 jaar
De raad adviseert de Bibliotheekwet te versterken met beleidsprogramma’s die faciliteren dat het stimuleren van leesmotivatie en –vaardigheid begint bij 0 jaar en het hele leven doorgaat en noemt het niet meer dan logisch dat daarvoor ook in de onderwijsbegroting middelen worden vrijgemaakt.
De Raad verwijst in dit verband naar BoekStart en Bibliotheek op school als goede voorbeelden en wijst er op dat ook een regeling voor de leenrechtvergoeding van rechthebbenden hier onderdeel van moet zijn. Het Rijk is hier als stelselverantwoordelijke aan zet.
5. Vergroot de expertise in de bibliotheek om het aanbod goed te ontsluiten via een adequaat stelsel van opleidingen
Vanuit haar stelselverantwoordelijkheid is de minister van OCW in de ogen van de Raad eindverantwoordelijk voor een goed opleidingsaanbod. De raad adviseert de minister de KB in te schakelen om de start van relevante opleidingsmodules te begeleiden. Er is volgens de Raad dringend behoefte aan een erkende bibliothecarissenopleiding op mbo-, hbo- en wo-niveau. ‘Niet zelden is de vrijwilliger van vandaag de professional van vroeger, die na pensionering of ontslag nog werkzaam is in de bibliotheek,’ aldus de Raad. Ook is er behoefte aan een overzichtelijk aanbod van erkende, gespecialiseerde cursussen, ontwikkeld in samenspraak met de gemeenten en KB.
De Raad voor Cultuur adviseerde in juni 2013 ook over de nieuwe bibliotheekwet, die uiteindelijk per januari 2015 in werking trad. In april 2018 sprak de Raad in het sectoradvies De daad bij het woord (pdf) over de letterensector overigens ook al zijn zorg uit over de afnemende fijnmazigheid van het bibliotheeknetwerk. In juli 2019 stelde de Raad in het samen met de onderwijsraad uitgebrachte advies Lees! dat mensen met een laag taalvaardigheidsniveau vaker werkloos zijn en een slechtere gezondheid hebben en minder maatschappelijk actief zijn. Bibliotheken zijn een basisvoorziening en nemen een sleutelpositie in als het gaat om taalvaardigheid, digitale vaardigheden, leesmotivatie en leesvaardigheid van jong en oud. zo werd gesteld in het advies.