De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft zich teruggetrokken uit de Bestuurlijke afspraken laaggeletterdheid 2020-2024 met het Rijk. Volgens de VNG mondden de afspraken in de praktijk uit in ‘bureaucratie, controle en beknibbeling’, en hielpen ze de laaggeletterde inwoners niet verder. Het ontbrak daarbij aan voldoende financiële middelen om de afspraken goed uit te voeren, aldus de VNG.
Het falen van de bestuurlijke afspraken is volgens de VNG toe te schrijven aan een gebrek aan ‘ondersteuning, vertrouwen en voldoende financiële middelen’ vanuit de landelijke overheid. ‘Maar nu dit achterwege blijft, voelen wij ons genoodzaakt om met de afspraken te stoppen,’ aldus de VNG, die er verder aan toevoegt: ‘De bestuurlijke afspraken laaggeletterdheid zijn officieel gericht op meer verbinding met het sociaal domein, breder bereik van de doelgroepen, adequate monitoring en een kwaliteitsimpuls. Dit is waardevol, maar de uitwerking van de afspraken leidde niet tot gerichtere en betere activiteiten, maar juist tot meer administratie en bureaucratie. Hierdoor dreigden met name laagdrempelige vrijwilligersorganisaties lokaal af te haken door de regeldrukte die hen wordt opgelegd. Tegelijkertijd bleven voldoende financiële middelen om de problemen aan te pakken, uit.’
In de op 30 juni aan minister Van Engelshoven gerichte brief (pdf) spreekt de VNG van ‘erg beperkt rijksgeld voor de vele extra doelen’ en wijst zij erop dat de reguliere educatie-uitkering aan gemeenten vanaf 2019 met terugwerkende kracht ‘plotseling’ door de minister niet meer werd geïndexeerd zodat gemeenten een bedrag van 1,8 miljoen euro op hun educatiebegroting mislopen. ‘Concluderend vinden wij het thema laaggeletterdheid te belangrijk om op deze weg verder te gaan. Wij voelen een zware verantwoordelijkheid om onze inwoners goed te ondersteunen en daar hebben wij op onze beurt ondersteuning, vertrouwen en voldoende financiële middelen vanuit het Rijk voor nodig. Toenemende bureaucratie, controle en beknibbeling op de toch al beperkte middelen die u ter beschikking heeft gesteld helpen onze laaggeletterde inwoners niet verder. Daarom halen wij onze handtekening weg,’ zo besluit de VNG haar brief.
De VNG geeft aan dat gemeenten, ondanks het opzeggen van de afspraken, wel door zullen gaan met de onderwijsactiviteiten voor hun inwoners en zich samen met Stichting Lezen en Schrijven zullen blijven inzetten om laaggeletterden te ondersteunen. Stichting Lezen en Schrijven noemt het besluit van de VNG in een reactie ‘zorgelijk’ en schrijft het standpunt van de gemeenten te delen dat er voor een duurzame aanpak waarin meer laaggeletterden bereikt worden, veel meer middelen nodig zijn. ‘De afgelopen periode is Stichting Lezen en Schrijven al volop aan de slag gegaan om gemeenten te ondersteunen en zijn er al mooie stappen gezet. De verbinding met het sociaal domein wordt op veel plaatsen gelegd en ambities worden vastgelegd in regionale beleidsplannen. Het is belangrijk dat die ambities nu niet verdampen,’ aldus Stichting Lezen en Schrijven. De stichting zegt te hopen dat het Rijk en de gemeenten snel met elkaar in gesprek zullen gaan om het bestuurlijke knelpunt op te lossen. ‘In deze toch al onzekere tijden is het van groot belang dat laaggeletterden de aandacht krijgen die zij verdienen. Wij gaan in het belang van de doelgroep gewoon door met het ondersteunen van de integrale aanpak van laaggeletterdheid op lokaal en landelijk niveau, samen met partners.’
De Bestuurlijke afspraken laaggeletterdheid (pdf) werden in september vorig jaar, bij de start van de Week van de Alfabetisering, door minister Ingrid van Engelshoven (OCW) en de VNG ondertekend. Er werd afgesproken dat de gemeenten van de minister extra geld zouden ontvangen (5 miljoen euro in 2020, oplopend naar 7,3 miljoen euro in 2024) om hiermee de hulp aan laaggeletterden te intensiveren, met als uiteindelijke doel dat er in alle gemeenten eind 2024 een integrale aanpak van laaggeletterdheid is gerealiseerd. In januari van dit jaar gaf de VNG reeds aan dat de nieuwe aanpak laaggeletterdheid financieel steeds meer onder druk kwam te staan, daarbij ook toen al verwijzend naar het niet indexeren van de reguliere educatie-uitkering.