Blog: Laat de witte raven maar vliegen

Els Rademaker-Vos

Tekst: Els Rademaker-Vos, gepensioneerd (leidinggevend) bibliothecaris bij de Overijsselse Bibliotheek Dienst en tot 2006 consulent voortgezet onderwijs. Vanaf 2017 geeft zij colleges over nepnieuws voor de BMO. Uitgebreidere informatie over de auteur staat onderaan het artikel.

‘Laat de witte raven maar vliegen’. Deze zin werd al een tijd geleden uitgesproken door een gemeenteraadslid ergens in Nederland n.a.v. de behandeling van de bibliotheekbegroting. Witte Raven is een pocketserie met meisjesboeken en werd uitgegeven door Kluitman in Alkmaar. Het gemeenteraadslid vond dat geen boeken die in een bibliotheek zouden moeten worden opgenomen. Overigens waren in de deze serie ook de boeken van Cissy van Marxveldt verschenen in herdruk.
Ja het is altijd een heikel punt gebleven: welke boeken mogen worden aangeschaft voor de bibliotheek?

Eerst iets over het verleden. Toen Nederland werd bezet in 1940 kregen de bibliotheken een lijst met boeken die uit de collectie moesten worden gehaald. Bijvoorbeeld boeken van Joodse schrijvers. Hoe gingen de bibliotheken daar mee om? Een goed voorbeeld beschrijft Mark Deckers in zijn in 2019 verschenen boek: Alles behouden. Het gaat over bibliotheek Deventer in de laatste maanden van de Tweede Wereldoorlog aan de hand van dagboeken die zijn bijgehouden door twee bibliothecarissen in opleiding. De directrice Annie Timmenga had die boeken wel uit de collectie gehaald maar verborgen op zolder. Toen er vlak voor de bevrijding een bombardement kwam heeft zij die boeken verborgen in de kelder, zodat ze na de oorlog weer tevoorschijn kwamen. Dus: alles behouden.

Als je denkt dat dit alleen maar in de oorlog kon gebeuren heb je het mis. Toen ik opgeleid werd tot bibliothecaris liep ik stage in de Katholieke Openbare Bibliotheek in Zwolle. (Die had je toen nog). De bibliotheken werden gefinancierd middels de Rijkssubsidievoorwaarden. En een keer per jaar kwam de inspectie kijken of alles op orde was en of er geen rare boeken in de kast stonden. Zo waren de “cojboj” boeken rondom de persoon van Conny Coll verboden. Geschreven door Konrad Kobbe. Maar de directrice, Dora Hoinck, trok zich daar niets van aan en kocht ze wel want ze werden graag gelezen. Als de inspectie zich meldde, haalde ik de boeken uit de kast, lichtte de cataloguskaarten en bracht de boeken naar de kelder. Was het bezoek voorbij dan kwamen ze weer in de kast. En de cataloguskaarten in de catalogusbakken. Wij hadden trouwens ook gewoon de boeken die op de Index stonden: de lijst van boeken die het Vaticaan had verboden.

Er is dus altijd wel rumoer rond bepaalde boeken. Zo was begin jaren 70 veel te doen over het boek: “Nader tot U” geschreven door  Gerard Reve. Er is nog het befaamde Ezelsproces over gevoerd. Wat Reve won. In de bibliotheek waar ik toen werkte hadden wij dat boek ook maar lag in een la van een van de oudere bibliothecarissen. Had je een vraag naar dat boek dan moest je naar die collega gaan en moest er een formulier worden getekend. Dat ook de lener onder ogen kreeg. Dit om te voorkomen dat de bibliotheek in problemen zou raken. En dan later niet te vergeten de Boeketboeken. Iemand omschreef ze als: “Softporno voor huisvrouwen”. Die kon je toch niet opnemen in je collectie?

En dan was er nog een Vlaamse instelling die keek of boeken wel aangeschaft worden voor elke volwassene. De IDIL classificatie. Boeken werden langs de meetlat van de katholieke moraal gemeten. Sommigen kregen de kwalificatie: voorbehouden aan rijpere lezers mee. Ook weer om rumoer te voorkomen. En ook de protestanten hadden een dergelijke instelling.

En strips! Kan dat wel? Daar moeten we toch ook niet aan denken?

Hoe komt de collectie in bibliotheken tot stand? In het begin lazen wij alles zelf en bespraken de boeken met elkaar. Toen kwamen de Aanschafinformaties met korte beschrijvingen aan de hand waarvan je een keuze maakte. En nu worden de bibliotheken op grond van vroegere aanschaf ingedeeld in categorieën en krijg je een pakket toegestuurd. Heel efficiënt maar ook wat afstandelijk. En boeken die verschijnen met als onderwerp van plaatselijk belang zitten daar niet bij. Die zul je dus apart moeten aanschaffen.

Ik hoorde onlangs een verhaal van een schoolbibliothecaris die meedoet met het systeem van de openbare bibliotheek. Zij schaft op aandringen van docenten Engels bepaalde titels aan en werkt ze zelf in. En naar die titels krijgt ze veel vraag van de openbare bibliotheken. Ze zitten niet in het pakket dat voor de bibliotheken wordt samengesteld. Dat is wel een hiaat.

Een tijdje geleden brandde er een discussie los naar aanleiding van de boekenkeuze voor de Kinderjury. Veel, vond men, was pulp. Dat kon toch niet? Ik kreeg een deja vu gevoel. Ik dacht: daar gaan we weer. Toen ik begon te werken was er de vraag: kon je boeken over Biggles wel aanschaffen? Dat was toch niet verheffend? Ik had ze gewoon in mijn bibliotheken en ze werden gretig gelezen. Beter wel lezen dan niet. En wie weet wat men later leest. Ik ben niet bevoogdend.

Ik werd bevestigd door een artikel van Jeroen Dera (Universitair docent Nederlandse letterkunde Radboud Universiteit Nijmegen). In de Volkskrant van 23 juni 2021. Hij stelt dat er in het literatuuronderwijs te weinig ruimt is voor een gesprek over stereotypen. En dan gaat het in dit geval: een gesprek over het boek: Het gouden ei van Tim Krabbe. Wat trouwens op veel boekenlijsten voorkomt. Kijk; daar hebben we wat aan. In gesprek komen met elkaar.

Maar ook is belangrijk dat er gelezen blijft worden omdat je dan in andere werelden komt. Je maakt kennis met andere mensen. Je ontwikkelt je fantasie en je woordenschat wordt groter. Aleid Truijens bepleit dat keer op keer in haar columns. En de openbare bibliotheek en de schoolbibliotheek zijn daarin zeer belangrijk. Met professionele medewerkers. Die verstand hebben van boeken en niet met een benepen visie aanschaffen.

De moraal van dit verhaal: boeken zijn nog altijd een bron van controverse. En dat vind ik als bibliothecaris heel leuk.

1 reactie
  1. Ik ben het zo ontzettend eens met deze column! Mevrouw Rademaker-Vos slaat de spijker op zijn kop. Bijna wekelijks heb ik heftige discussies met onze collectiebeheerders tot soms ruzie aan toe. (ik ben baliemedewerker / frontoffice) en bij mij komen dus veel vragen binnen. Bijvoorbeeld vragen naar Bouquetreeks. Die hebben we niet. Onze hooggeleerde collectiespecialisten vinden dat te min. Dat er veel vraag naar is, doet er niet toe. Beter Ulysses van James Joyce in de kast die in de vijf jaar sinds de aanschaf nog nooit uitgeleend is dan titels van Henny Thijssing-Boer waar wekelijks om gevraagd wordt. Hebben we niet. Niet ‘intellectueel’ genoeg volgens ons team.

    Maar wel alle delen van À la recherche du temps perdu van Proust (In het Frans) bezitten. En dat voor een klein bibliotheekje. Ik word werkelijk misselijk van het gebrek aan realiteitszin van onze directie en collectieteam.

    Alle zwartepiet boeken zijn inmiddels verwijderd. Helaas zijn er nog maar weinig boeken met regenboog of roetveegpietjes, dus de sinterklaascollectie is gedecimeerd.

    Tijdens de laatste vergadering wilde ik bijna ontslag nemen. Jip en Janneke moeten weg. Want de tekeningen van Fiep Westendorp kunnen niet meer. Beiden zijn stereotype en zwart. Mijn opmerking dat dat het grafisch ontwerp is, werd niet serieus genomen. De iconen van de jeugdliteratuur op de brandstapel! Huilen kan ik hierom.

    U schrijft in deze column over de Tweede Wereldoorlog en hoe de moedige bibliothecarissen boeken gered hebben. Ik zou willen dat er tegenwoordig meer van zulke moedige mensen waren. De collectie gaat nu kapot door intellectuele arrogantie van mensen die weten wat ‘het volk’ zou moeten lezen. En door politieke correctheid. (Daarmee zeg ik overigens beslist niet dat er racistische troep in de collectie mag zitten.)

    Heel veel dank voor uw mooie en inspirerende column. In verband met mogelijke reacties van collega’s, plaats ik mijn naam hier niet onder. Zo erg is het al.

Geef een reactie
Gerelateerde berichten