Stichting Lezen heeft onlangs de resultaten naar buiten gebracht van onderzoek in het kader van een evaluatie van het programma de Bibliotheek op school in het basisonderwijs en vmbo. Door de onderzoekers is met name gekeken naar het ‘vrij lezen’. De belangrijkste vraag die in het onderzoek aan de orde komt is of het leesgedrag van leerlingen op het basisonderwijs en het vmbo verandert onder invloed van vrij lezen, voorlezen en boekpromotie. De conclusie luidt dat de effecten van deze inspanningen vooral positief uitpakken voor leerlingen die al veel lezen, maar niet voor onervaren lezers. Voorlezen echter heeft een stimulerend effect op de leesfrequentie van alle leerlingen op de basisschool.
Stichting Lezen publiceert het onderzoek in de vorm van de publicatie Lezen stimuleren via vrij lezen, boekgesprekken en appberichten (pdf), die vier studies bevat. De studies zijn uitgevoerd door onderzoekers van de Vrije Universiteit en de Erasmus Universiteit (Lisa van der Sande, Ilona Wildeman, Adriana Bus en Roel van Steensel) In het kader van een evaluatie van het programma de Bibliotheek op school in het basisonderwijs en vmbo, die plaatsvond in opdracht van Stichting Lezen via het programma Kunst van Lezen. De eerste twee studies gaan in op de ingrediënten van de Bibliotheek op school voor het basisonderwijs en het vmbo. In de derde studie kregen leerlingen hulp van leesconsulenten uit de bibliotheek bij het kiezen van een boek. In de vierde studie werd de gewoonte om te gaan lezen gestimuleerd door appberichten naar vmbo-leerlingen en ouders van basisschoolleerlingen te sturen.
Vragen die de onderzoekers probeerden te beantwoorden waren of deelname aan de Bibliotheek op school zorgt voor meer leesbevordering in de klas, welke activiteiten dan vooral de aandacht krijgen en of die activiteiten resulteren in meer lezen, meer motivatie en een betere leesvaardigheid. Daarbij is met name gekeken naar vrij lezen, met als aanname dat meer gelegenheid voor het lezen van zelfgekozen boeken aanmoedigt tot lezen, en daarmee ook de leesmotivatie en de leesvaardigheid van leerlingen bevordert. Verder hebben de onderzoekers gekeken hoe leesroutines gestimuleerd kunnen worden, in het basisonderwijs via de ouders en in het vmbo rechtstreeks gericht op de leerlingen zelf via zogeheten ‘nudges’ (dat wil zeggen apps).
De onderzoekers stellen vast dat vrij lezen op de Bibliotheek op school-basisscholen een belangrijke plaats inneemt, het is er de meest voorkomende leesbevorderingsactiviteit: er werd gemiddeld 17 tot 22 minuten per dag aan besteed. Met als kanttekening dat de tijd voor vrij lezen in de loop van een schooljaar afneemt, tenzij scholen extra hulp en middelen kregen om leesbevordering te stimuleren (via de zogenoemde intensieve-stimuleringsregeling).
Een belangrijke conclusie is dat op de basisscholen vrij lezen en boekpromotie vooral effect bleken te hebben op leerlingen die op voorhand al regelmatig lazen. Voorlezen, daarentegen, had een stimulerend effect op de leesfrequentie van alle leerlingen op de basisschool, aldus de onderzoekers.
Ook op de onderzochte vmbo-scholen was vrij lezen de meest voorkomende leesbevorderingsactiviteit, waarbij de vmbo-scholen die meededen met dBos meer deden met vrij lezen dan de scholen die niet deelnamen aan dBos. Gemiddeld besteedden bevraagde docenten zo’n 20 tot 25 procent van de tijd beschikbaar voor Nederlands aan vrij lezen. Andere leesbevorderingsactiviteiten, zoals voorlezen, boeken kringen en boekintroducties, kwamen op het vmbo nauwelijks voor. De onderzoekers vonden voor het vmbo geen hoofdeffecten van deelname aan de Bibliotheek op school op leesmotivatie, leesfrequentie en leesbegrip. Bepaalde subgroepen profiteren wel van de dBos, aldus de onderzoekers: de aanpak stimuleerde de leesmotivatie van meer vaardige leerlingen (leerlingen uit de gemengde en theoretische leerweg), van meisjes en van jongere leerlingen. ‘Dit zijn juist de leerlingen die over het algemeen welwillender staan tegenover lezen. De “onwillige” lezers, die ruimschoots vertegenwoordigd zijn op het vmbo, worden door de Bibliotheek op school blijkbaar (nog) onvoldoende bereikt,’ zo stellen de onderzoekers vast.
De ondersteuning bij de boekenkeuze door bibliotheekmedewerkers die tweewekelijkse gesprekken over boeken voerden met leerlingen lijkt gunstig uit te werken voor de leesmotivatie van leerlingen, maar heeft minder effect op leesfrequentie en leesvaardigheid. Ook hier leken op de basisschool positieve effecten vooral op te treden bij leerlingen die voorafgaand aan deze hulp al relatief hoog scoorden. De onwillige leerlingen profiteerden niet van de hulp. ‘Daarnaast bleek dat een deel van de leerlingen (die leerlingen die vooraf al hoog scoorden op leesbegrip) betere lezers werd onder invloed van hulp bij het kiezen van boeken, hoewel het effect op leesbegrip bij meisjes juist negatief was. In het vmbo sorteerden de boekgesprekken pas positieve effecten naarmate de leesvaardigheid van leerlingen hoger was,’ zo stellen de onderzoekers, die er wel aan toevoegen dat de beperkte duur van de ‘interventie’ het lastig maakt om iets te zeggen over de effecten op langere termijn.
Met betrekking tot het gebruik van zogeheten ‘nudges’ (WhatsAppberichten bedoeld als kleine duwtjes in de richting van meer lezen) merken de onderzoekers op dat die effectiever waren bij ouders die op voorhand meer boeken kenden en als ze aan de leerlingen gericht waren vooral een positief effect leken te hebben bij leerlingen die al veel lazen en met name meisjes profiteerden van de berichten en gingen vooruit in kennis van boektitels.
Concluderend stellen de onderzoekers over vrij lezen: ‘In het basisonderwijs zagen we dat veel tijd wordt vrijgemaakt voor vrij lezen, maar dat de effecten ervan niet onverdeeld positief zijn. Het lijkt vooral stimulerend te zijn voor leerlingen die al veel lezen, maar niet voor onervaren lezers. Voor leerlingen die uit zichzelf weinig lezen, lijkt vrij lezen zelfs negatief uit te werken. Speculerend over mogelijke verklaringen, is het aannemelijk dat vrij lezen te hoge eisen stelt aan deze leerlingen. Ze moeten niet alleen geschikte boeken vinden, maar die boeken ook geheel zelfstandig lezen. Deze leerlingen zouden baat kunnen hebben bij meer begeleiding tijdens het vrij lezen zelf, maar wellicht zouden ze de voor vrij lezen bestemde tijd nog beter besteden als er alternatieve vormen van lezen beschikbaar kwamen die minder hoge eisen stellen aan hun leesvaardigheid. Hierbij valt te denken aan luisterboeken of e-books met ingebouwde hulpmiddelen zoals gesproken tekst.’
Over de inzet van dBos binnen het vmbo meldt het onderzoek: ‘Het lijkt erop dat de aanpak van de Bibliotheek op school op basisscholen niet zonder meer kan worden overgeheveld naar het vmbo. We zien weliswaar meer aandacht voor lezen in het vmbo als scholen meedoen aan de Bibliotheek op school, maar effecten op leesmotivatie en leesfrequentie lijken afhankelijk van de vraag of leerlingen ‘gewillige’ lezers zijn. Vooral leerlingen die uit zichzelf al meer geneigd zijn om te lezen, worden erdoor bereikt.’
Begeleiding bij de boekenkeuze lijkt volgens de onderzoekers gunstig uit te werken voor de leesmotivatie van leerlingen, maar.ook hier zijn effecten gunstiger voor meer gemotiveerde leerlingen; in het vmbo zijn de effecten er zelfs alleen voor vaardigere leerlingen. Waarschijnlijk is er voor de leesbevordering van onwillige lezers meer nodig, mogelijk in de vorm krijgen meer begeleiding, aldus de onderzoekers.