VOB: de sneuheid voorbij?

Wim Keizer

Een ‘Taskforce 2020’ moet de stilstand bij de Vereniging van Openbare Bibliotheken (VOB), die volgens interim-directeur Anton Kok veroorzaakt is door het trekken aan de VOB vanuit veel verschillende richtingen, doorbreken en de VOB weer in beweging brengen. Gezien eerdere pogingen een nieuwe ‘positionering’ voor de VOB te vinden, is het de vraag of het ditmaal gaat lukken en waar de beweging dan naartoe gaat. Laten we eens kijken naar factoren als inhoud, communicatie, structuur en personen.

In de ‘Uitsmijter‘ (pdf) in nummer 3/2017 van Bibliotheekblad schreef ik naar aanleiding van een interview met de vers benoemde VOB-directeur Arthur Schellekens dat de VOB een beetje sneue vereniging is geworden. Inhoudelijke onderwerpen waren weggegeven aan de Koninklijke Bibliotheek (KB) als ‘regisseur van het stelsel’. Vooral de personeelszaken van de oude Werkgeversvereniging Openbare Bibliotheken (WOB) waren nog overgebleven. Schellekens zei wel dat de VOB als belangenbehartiger overal standpunten over mag innemen, ongeacht de vraag of het wettelijk wel of geen VOB-taak is. ‘Over alles wat de openbare bibliotheken aangaat behouden wij ons het recht voor daarvan iets te vinden,’ zo verklaarde hij. Overigens komt de hele VOB in de Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen (Wsob) niet voor, maar ik bleef benieuwd wat de VOB zou doen met ‘het recht’ ergens iets van te vinden. Vroeger was daar makkelijk achter te komen: de ledenvergaderingen waren onbeperkt openbaar. De laatste jaren, al voordat Schellekens kwam, is het lastiger geworden: VOB-stukken gingen achter een wachtwoord en de omgang met ‘de bibliotheekpers’ werd steeds terughoudender. De inhoud van VOB-berichten op de VOB-site werd alsmaar summierder. Wel kwamen er VOB-tweets, maar die wekken door hun nietszeggendheid alleen maar ergernis op, ook bij mij, waarbij meespeelt dat ik sowieso al een bloedhekel heb aan al het getwitter. Ik denk dat de samenleving er niet beter van geworden is. 

Driessen en Nelissen

Ik heb de VOB de laatste drie jaar niet kunnen betrappen op interessante standpunten over interessante onderwerpen. Als ze er al waren, dan zaten ze voor de buitenwereld goed verstopt. Neem nu de ‘afscheidsinterviews’ met Sjaak Driessen en Mari Nelissen en de serie tot denken aanzettende essays die onder aanvoering van de laatste zijn verschenen bij de Noord Oost Brabantse Bibliotheken.

Driessen zei onder andere: ‘Waar de VOB voor staat, weet ik niet eens. Persoonlijk zou ik de oude WOB terug willen, de werkgeversclub. Dat is veel duidelijker dan wat de VOB nu is.’ En: ‘Ik heb een streep gezet onder het actief deelnemen aan ledenvergaderingen toen ik een pleidooi hield om het begrip “klant” niet langer te gebruiken, maar in plaats daarvan “burger” of “gebruiker”. We zijn immers geen winkel waar spullen verkocht worden, wij dienen het publieke domein, en dan heb je te maken met mensen, met burgers, met gebruikers, en niet met klanten. Toen ik daarom werd afgezeken dacht ik: als dit het intellect is dat mij zou moeten voeden als het gaat om het belang van het instituut bibliotheek, dan haak ik nu af.’

Ik voeg er wat citaten van Nelissen aan toe: ‘…binnenkomst van managers die geen enkel gevoel meer hadden met de oorsprong en betekenis van de bibliotheek. We hebben allemaal gezien tot welke rampen dat heeft geleid. Op het moment dat je consumententechnieken als marketing of warehousing gaat invoeren in je branche of organisatie, moet je je wel realiseren dat dat te maken heeft met verkoop, terwijl wij er zijn voor de burger. Dat onderscheid ben ik altijd blijven maken. Wij zijn geen consumentenorganisatie.’ En: ‘Er is momenteel een branchevervaging gaande waar ik bijna angstig van word.’ En: ‘Onze branche is ontspoord. Wij zijn de weg kwijt. En wel op een enorme manier. De VOB zou zich echt moeten verdiepen in de vraag: waar zijn wij mee bezig? (…). Er is geen visie, geen ontwikkeling, geen brancheplan. Beter gezegd: er wordt van alles geroepen, maar er gebeurt niks. Men vliegt alle kanten op. Dat heeft ermee te maken dat men in de leiding van veel bibliotheken niet meer weet wat nou precies een bibliotheek is. Dus krijg je dit soort vluchtig bibliotheekwerk. Vandaag is het sociale inclusie, morgen het verkeersdiploma, en overmorgen gaan we ziekenhuizen ondersteunen.’

Vond de VOB iets van deze uitspraken, was ze het eens, oneens of misschien gedeeltelijk (on)eens met de buitengewoon heldere meningen van beide heren? Ik heb geen idee. De VOB bleef in mijn optiek een sneue, naar buiten nietszeggende vereniging.

Iets aan de hand?

In november vroeg Eimer Wieldraaijer mij of ik eens wilde nagaan of er misschien iets aan de hand is bij de VOB: voorzitter Van Straalen en directeur Schellekens waren snel na elkaar vertrokken. Was dat toeval of niet? Eigenlijk had ik er eerst niet zo’n zin in, ik ben liever bezig met minder sneue zaken, maar duidde dit niet op veranderingen? Ik besloot een mailtje uit te zetten naar een twintigtal vertegenwoordigers van VOB-ledeninstellingen, inclusief VOB-bestuursleden. Het resultaat was een artikel over de benoeming van Anton Kok. Gevolgd door informatie over zijn bevindingen en aanbevelingen, naar aanleiding van de ledenvergadering van 12 december.

Heldere rode draad?

Hoe nu verder? Houdt de VOB op een sneue vereniging te zijn? Ik zie ongeveer dezelfde vraagstukken, overwegingen en bevindingen die er waren voor en tijdens het optreden van interim-directeur Cor Wijn (periode augustus 2015 – juli 2016). Net als Wijn constateert interim-directeur Kok dat de nieuwe verschijningsvormen van bibliotheekwerk divers zijn en nog niet zijn uitontwikkeld. Hij wil een nieuwe lobbystrategie die recht doet aan verschillen. Dat is al eerder geprobeerd en daar zit meteen het probleem. Ik heb altijd begrepen dat goed lobbyen ondubbelzinnigheid en helderheid vereist over wat de desbetreffende organisatie(s) wil(len). Je moet weten wie je bent en wat je wilt bereiken. Je moet weten hoe men je ziet en hoe je gezien wilt worden. In het manifest ‘Sta op voor de toekomst!’ (pdf) van vier directeuren lees ik dat de rode draad is: ‘het ondersteunen van mensen die verder willen komen in hun leven’. Mooi, maar onderscheidend genoeg voor een lobbystrategie? Wat gaat de bibliotheek precies wel en niet doen om mensen verder te laten komen en wat is het verschil met andere organisaties die mensen verder willen laten komen? Is er nog ergens een focus gekoppeld aan ‘biblio’, zoals, ik noem maar iets geks, leesbevordering (in een tijd waarin de leesvaardigheid afneemt)?

Zoals Kok zei: de leden bestaan niet meer. Er zijn bibliotheken die de collectie boeken en werken met collecties nog steeds de belangrijkste basis vinden, niet alleen Mari Nelissen. Taskforce-trekker Jeanine Deckers zei in een interview (pdf) met mij dat het feit dat de bibliotheek méér dan boeken is niet betekent dat de bibliotheek niet van de boeken is. Maar er zijn ook leden die de boeken eruit zouden gooien als ze helemaal opnieuw konden beginnen. Wel of geen associaties met boeken was in 2015 al een belangrijk thema rondom het rapport VOB 3.0. (pdf) van Cor Wijn, waar de meningen over verschilden. Hier bovenop komt dat sommige bibliotheken de spil zijn geworden van een multifunctionele instelling of daar helemaal in zijn opgenomen, vaak gekoppeld aan een nieuw gebouw en een nieuwe naam. De directeur van Forum Groningen – helaas een wat ongelukkige naam geworden sinds ik er bijna automatisch ‘van Democratie’ tussen moet denken – zei in een interview dat hij alles verkeerd gedaan zou hebben als mensen het nieuwe gebouw binnenkomen en zeggen: ‘Wat heeft Groningen een mooie bibliotheek gekregen.’ Terecht merkte Rob Bruijnzeels op dat Forum dus niet meedoet aan de verkiezing van beste bibliotheek van Nederland. Overigens wil dat niet zeggen dat Forum geen goede organisatie is, maar het is een organisatie waar gekozen is voor wat de KB in een nog steeds lezenswaardige notitie over vier scenario’s uit 2014 het ‘integratiescenario’ noemde. Ik besprak de notitie in mijn Uitsmijter (pdf) in Bibliotheekblad 1/2016. In dat integratiescenario heeft de bekostigende overheid weinig of geen geld meer over voor bibliotheken, waardoor bibliotheekfuncties integreren in andere instellingen (die wel subsidiewaardig worden geacht, zoals onderwijsorganisaties of culturele instellingen).

Publiek domein?

Een ander belangrijk vraagstuk, waar ook Mari Nelissen en Sjaak Driessen op wezen, is of bibliotheken qua taalgebruik en gedrag nog deel willen uitmaken van het publieke domein, waar je het niet hebt over ‘klanten’ en ‘markten’. Veel teksten uit ‘bibliotheekkring’ zijn doorspekt van managementjargon en termen uit het bedrijfsleven.

De vraag rijst dus ook of ‘VOB’ nog wel een adequate naam is met – al dan niet ‘cultureel ondernemende’ – brede bibliotheken, maatschappelijke bibliotheken, persoonlijke-ontwikkeling-ondersteunende bibliotheken, forums, stadkamers, cultura’s, coda’s, chocolade- en cultuurfabrieken als lid erbij. VBOB? VMOB? VPOB? VA t/m Z? Wat wil die VA t/m Z namens al die diverse leden eigenlijk uitstralen? In mijn optiek is het beter de naam VOB alleen te gebruiken voor organisaties die zich (nog) echt bibliotheek kunnen en willen noemen.

Geldstromen verleggen?

De vier directeuren van het manifest, nu lid van de Taskforce, willen ‘een fundamenteel andere branchevereniging’. Hun verhaal is sterk gekoppeld aan gemeentelijke bezuinigingen en de noodzaak beter te lobbyen. Ze willen dat het stelsel er organisatorisch en financieel op wordt ingericht dat de lokale bibliotheken het fundament van het stelsel vormen. Ze willen een ‘financiële ontschotting op landelijk, provinciaal en gemeentelijk niveau’ en dat de financiën ‘niet blijven hangen in het stelsel zelf’, maar bij de lokale bibliotheken terechtkomen.

De vraag is hoe zij zich dit concreet hebben voorgesteld. Betekent dit dat er minder OCW-geld naar de KB moet? Probleem is dat de geldstromen van rijk, provincies en gemeenten zeer waarschijnlijk niet fundamenteel zullen veranderen. Daar wijst ook KB-directeur Lily Knibbeler in een interview (pdf) op. Zij pleit ervoor niet te proberen de Wsob te veranderen (‘achterhoedegevechten’), maar de energie te richten op versterking van ‘het netwerk’. Ook ik denk dat de kans dat het zou lukken wet en geldstromen op korte termijn wezenlijk te veranderen erg klein is, maar voel tegelijk mee met de manifest-schrijvers dat de Wsob vrijblijvend is ten aanzien van lokale bibliotheken. Gemeenten kunnen doen en laten wat ze willen en daarmee de mazen van ‘het netwerk’ (wat het ook precies moge zijn) sterk vergroten. Zolang gemeenten niet verplicht worden een bibliotheek in stand te houden, blijft de sterkte van ‘het stelsel’ een kwestie van willekeur en halfslachtigheid.

Open houding

Zoals ik aangaf, verwacht ik van een ‘fundamenteel andere branchevereniging’ in de eerste plaats publieke belangstelling voor inhoudelijke vraagstukken die zich in en rondom bibliotheekwerk voordoen en een open houding naar de buitenwereld in plaats van een afgeschermde. Hoewel lobbyen natuurlijk vaak ‘stille diplomatie’ is, zal het niet veel helpen als je naar buiten toe geen duidelijk onderscheidend verhaal hebt en niet weet of leden zichzelf terecht nog wel ‘bibliotheek’ noemen.

Structuur en personen

Naast inhoud en communicatie, kun je bij een andere VOB ook denken aan structuur en personele bezetting.

Met structuur ben ik gauw klaar: volgens mij maakt het niet veel uit hoe de organisatiestructuur er precies uitziet, hoe bestuur en directeur, directeur en bureau of leden en bestuur zich op papier tot elkaar verhouden. Veel belangrijker vind ik de al genoemde inhoud en de personen die het qua communicatie waar moeten maken.

Driessen en Nelissen hadden zeer duidelijke kritiek op de VOB, waar geen waarneembare reacties op kwamen. Maar kun je inhoudelijke reacties verwachten van managers die zich op een veelheid van commerciële en niet-commerciële terreinen thuis voelen? Of van bestuursleden, ook al zijn het bibliotheekbestuurders, die van commercieel bedrijf naar publieke instelling hoppen en verder of terug.

Slim schakelen

Kok wil dat de VOB uit de (vecht)modus komt van klassieke belangenbehartiger en volwaardige speler in het Wsob-stelsel wordt. Maar de VOB komt in de Wsob niet voor. Cor Wijn schetste in ‘VOB 3.0’ (pagina 27) een soort kerstster met vijf punten (pdf), waarvan de belangrijkste bovenin stonden: belangenbehartiging en samenwerking. Dat waren in zijn optiek de twee uitersten waartussen de VOB heen en weer moest pendelen en waartussen spanning bestaat. Op pagina 29 noemde hij de strategische positionering van de VOB een optelsom van de verschillende positioneringen per belanghebbende. Hij kwam met de aanbeveling dat de VOB steeds slim schakelt tussen belangenbehartiging enerzijds en samenwerking anderzijds. Ik vroeg me toen af of dat pendelen tussen de twee belangrijkste rollen en dat optellen van verschillende positioneringen wel tot een herkenbare positiebepaling kan leiden. Maar ik zie tegelijk in dat het, gegeven de huidige diversiteit in leden van de VOB en belanghebbenden eromheen, moeilijk anders zou kunnen.

Kok wil een nieuwe lobbystrategie, maar lobbyen betekent toch bij uitstek: optreden als belangenbehartiger? Een branchevereniging die belangenbehartiging – al dan niet klassiek – loslaat, waar is die dan nog voor? Of is het de bedoeling de belangenbehartiging wat verborgen te verrichten in de rol van niet-wettelijke stelselpartner? Ik vermoed dat het ook dan een kwestie van ‘slim schakelen’ is. Op zoek dus naar een slimme, inhoudelijke directeur die goed kan schakelen.

Participatie: grootste uitdaging

Kok en de vier manifest-directeuren willen een kleiner bureau en een vereniging die meer leunt op de leden zelf, een ‘participerende vereniging’, met als devies ‘Niet consumeren, maar samenwerken en impact genereren’. In de bestuurlijke toelichting bij VOB 3.0 stond al dat er behoefte is aan een ruimer areaal van actieve leden.

Wat mij het meest opviel in de reacties op mijn mailrondje naar aanleiding van het vertrek van Van Straalen en Schellekens is dat veel directeuren zeiden op grote afstand van de VOB te staan en het erg druk te hebben met hun lokale werkzaamheden.

Dus lijkt dat ‘participeren’ en ‘actief samenwerken’ me nog de belangrijkste uitdaging voor Kok en de ‘Taskforce’. Zo’n militair aandoend woord klinkt krachtiger dan iets als ‘werkgroep’ of ‘commissie’, maar meer participatie creëren, gericht op een helder doel, zal nog een hele toer worden met die grote diversiteit aan lokaal/regionaal opererende instellingen.

Wim Keizer

Geef een reactie
Gerelateerde berichten