(Documentaire is hieronder te bekijken)
Een grootvader kijkt naar zijn kleindochter van bijna vier. Hij vraagt zich af in wat voor onderwijsveld zij terecht zal komen. Hij spreekt met (ex-)leerkrachten, pedagogen, psychologen en (ex-)lerarenopleiders die zijn zorgen begrijpen: want hoe kan er recht gedaan worden aan het unieke van de kleuterperiode wanneer het schoolse leren ook voor zulke jonge kinderen de norm is geworden?
Hij ontdekt dat de meeste verwijzingen naar de kinderpsychiatrie in Nederland al decennia lang vanuit het onderwijs tot stand komen. Zou dat verontrustende feit ons niet moeten wakkerschudden? En waarom hebben wij in ons onderwijsstelsel eigenlijk een ‘knip’ aangebracht bij de leeftijd van 4 jaar, terwijl dat elders in Europa pas bij 6 of 7 jaar gebeurt? Tijd dus voor een kritische blik op de fundering van ons funderend onderwijs.
De bedoeling
De film is een pleidooi voor onderwijs dat pabo-studenten en leerkrachten helpt de ontwikkelings- en leerprocessen van kleuters beter te begrijpen. Want te veel afgestudeerden van pabo’s staan met hun handen in het haar als zij in de onderbouw van de basisschool aan het werk worden gezet. Kleuters vormen een heel andere uitdaging dan leerlingen in de bovenbouw, zo blijkt.
Een ander doel van de film is een nieuwe impuls te geven aan constructieve gesprekken onder professionals in het basisonderwijs, schoolbesturen, docenten, wetenschappers en overheid (beleidsmakers, inspectie, onderwijsministerie) over het fundament van ons funderend onderwijs. Welke visies op de ontwikkeling en het leren van jonge kinderen zijn op dit moment leidend op basis van welke aannames en/of welke kennis? En wat dient daarin wellicht ter discussie te worden gesteld terwille van onderwijs dat beter aansluit op het ontwikkelingsniveau van de gemiddelde kleuter? Zouden we niet wat meer oog moeten hebben voor ontwikkelingsprocessen die op de lange termijn vruchten afwerpen dan voor leerresultaten op de korte termijn?
De geïnterviewden
Ze zijn het er allemaal over eens dat de kleuter geen schoolkind is. Maar er zijn principiële verschillen in o.a. de kijk op ontwikkelingsfasen en didactiek. Die verschillen werken ook door in hun opvattingen over spel in het kleuteronderwijs.
•De Werk- en Steungroep Kleuteronderwijs (WSK)
De visie van de WSK steunt op het wetenschappelijk werk van Piaget en Vervaet. In het werk van Ewald Vervaet bevindt een kind dat in psychologisch opzicht een kleuter is zich in fase 13, het jonge schoolkind in fase 14. In welke fase het kind zich bevindt kan door eenvoudige proeven worden vastgesteld. Zie voor de beschrijving van de fasen o.a. de onderstaande link naar de website van de WSK. Kleuters spelen vooral vrij; de leerkracht verrijkt het spel op het niveau van fase 13, maar stelt het kind in zijn spel niet voor taken die op het niveau liggen van het jonge schoolkind. Kinderen in fase 13 hebben baat bij klank- en vormspelen: ‘Door het fase-13-kind klankanalyse (rijmen, wisselrijtjes en dergelijke) en oefeningen in vormbesef (uitknippen, overtrekken en dergelijke) te laten doen, wordt het optimaal voorbereid op het lees- en schrijfonderwijs dat het als fase-14-kind zal krijgen.’ Voor meer informatie over uitgangspunten en doelstelling van de WSK, zie https://wsk-kleuteronderwijs.nl/doelstelling/
•Ontwikkelingsgericht onderwijs (OGO)
Deze visie op kleuteronderwijs, steunend op o.a. het werk van Vygotski, gaat ervan uit dat de ontwikkeling van een kind te beïnvloeden is: ‘Zonder motivatie, zonder kinderen zelf, kun je ze niet ontwikkelen’, horen we Helma Brouwers ergens in de documentaire zeggen. De ontwikkeling van een jong kind wordt hier dus niet gezien als een proces dat zich primair van binnenuit voltrekt. Betekenisvolle activiteiten leveren vanuit deze zienswijze een belangrijke bijdrage aan ontwikkelings- en leerprocessen, waarbij het kind in de ‘zone van de actuele ontwikkeling’ (ZAO) stimulansen krijgt om naar de ‘zone van de naaste ontwikkeling’ (ZNO) toe te groeien. De leerkracht sluit aan bij de natuurlijke nieuwsgierigheid van de kinderen en begeleidt ze bij voor hen betekenisvolle activiteiten waarin zij de wereld om hen heen kunnen verkennen. Zo wordt de ontwikkeling gestimuleerd. Zie voor meer informatie: https://www.ogo-vereniging.nl/ogo/wat-is-ogo/
Literatuur
•Helma Brouwers (2019): Kiezen voor het jonge kind (een leerboek voor studenten)
•Helma Brouwers (2019): Waar blijft de kleuter? (Terugblik op 35 jaar kleuteronderwijs in Nederland)
•Betsy van de Grift (2014; herziene uitgave 2023): Peuteren en kleuteren (veel informatie over o.a. voor- en vroegschoolse educatie, het peuter- en kleuterbrein enz.).
•Sieneke Goorhuis – Brouwer (2006): Dolgedraaid (mogen peuters nog peuteren en kleuters nog kleuteren? Beschouwingen)
•Ewald Vervaet (2007): Naar school (Over de psychologische ontwikkeling tussen 3 en 8 jaar).
Gerelateerde berichten
Bibliotheek Rotterdam organiseert online festival rond laaggeletterdheid
Bibliotheek Rotterdam organiseert in samenwerking met de gezamenlijke Rotterdamse Rotaryclubs online het LetterFestival, dat geheel in het teken…
Een overvolle Cultuurfabriek bij de eerste Veenendaalse Keti Koti viering
Bomvol was het afgelopen zondag, 2 juli, in De Cultuurfabriek Veenendaal. Bij Bibliotheek Veenendaal werd de eerste openbare…
4 juli 2023
Ton van Vlimmeren vertrekt eind dit jaar als directeur Bibliotheek Utrecht
Ton van Vlimmeren zal aan het eind van dit jaar afscheid nemen als directeur van Bibliotheek Utrecht. Van…
Carry Slee schrijft beste boeken volgens Nederlander, Suzanne Vermeer de leukste
Van alle levende, Nederlandse auteurs wordt Carry Slee in 2024 het meest bewonderd om de kwaliteit van haar…
10 oktober 2024