Tekst: Wim Keizer, voormalig ambtelijk secretaris SOOB NH, BOZH en SPN en auteur boek Twintig jaar bibliotheekvernieuwing
Persoonlijk heb ik geen speciale band met Indonesië. Wel ken ik verhalen van mijn schoonfamilie (Jappenkampen, Birma-spoorweg, terugkeer naar Nederland, heimwee naar de tropen). In 1989 was ik op vakantie op Java en Bali en ik herinner me leuke opschriften als Kantor Pos dan Giro, Knalpot, Bon Kontan, Shokbreker, Kulkas en Kamar Pas. ‘Krassen op een rots’, zoals Hella Haasse het noemde. Ook staat me nog een voorstelling bij in Yogyakarta, met wajangpoppen, waarin een kerel met een blauwe jas en gouden knopen de grote schurk was. Hij heette Mur Jangkung. In Hoorn is discussie of hij van de Roode Steen niet beter verplaatst kan worden naar het Westfries Museum.
Uit diverse boeken, fictie en non-fictie, en andere publicaties, zoals de Wikipedia, had ik me wel iets eigen gemaakt van de geschiedenis van Indonesië en dan met name de moeizame onafhankelijkheidsstrijd. Met daarbij de zogenaamde ‘politionele acties’ en de vraag of daden die ‘excessen’ werden genoemd ten dele niet oorlogsmisdaden zijn geweest (Joop Hueting).
Ik zag de tv-interviews die Coen Verbraak had met dienstplichtigen die er gevochten hebben en kijk nu naar zijn nieuwe serie over de Molukkers. Uit de nalatenschap van schoonfamilie bezit ik de speciaal aan Nederlands-Indië gewijde delen 11a, 11b, 11c van de geschiedenis over WO II van dr. L. de Jong, alsmede deel 12, de Epiloog, waarin hoofdstuk 7 heet: ‘De worsteling met de Republiek Indonesië’. Ik had er fragmenten uit gelezen. Aangemoedigd door een driedelige tv-reportage met David van Reybrouck over de totstandkoming van zijn boek ‘Revolusi’ besloot ik, na eerst zijn oudere boek ‘Congo’ te hebben gelezen, ook Revolusi ter hand te nemen, tegelijk met het genoemde hoofdstuk 7 van De Jong (uit 1988).
Revolusi is met hetzelfde procedé geschreven als Congo: knap geschreven geschiedenis, vermengd met persoonlijke herinneringen van ooggetuigen. Op 17 augustus 1945 riep Soekarno de Republiek Indonesië uit, pas op 27 december 1949 droeg Nederland de soevereiniteit over. De tussentijd was een mix van diplomatie en militair ingrijpen: de Linggajati-overeenkomst van november 1946, de eerste politionele actie (juli 1947), de Renville-overeenkomst (januari 1948), de tweede politionele actie (december 1948) en ten slotte de Van Roijen-Roem-verklaring (mei 1949), gevolgd door een rondetafelconferentie (augustus 1949) en de soevereiniteitsoverdracht. Conclusie is dat Nederland beter meteen onverkort ‘Linggajati’ had kunnen helpen uitvoeren, het zou een hoop mensenlevens gescheeld hebben. Maar waarschijnlijk zouden de Molukkers ook dan als loyale KNIL-militairen (‘christen-Ambonnezen’, zoals De Jong ze noemt) geëindigd zijn aan de ‘verkeerde kant van de geschiedenis’, want de door Nederland gevoerde deelstaten-politiek, met steeds meer en kleinere deelstaten, was tot mislukken gedoemd.
Ik heb Van Reybrouck en De Jong zo’n beetje gelijk op gelezen. Van Reybrock heeft veel moeite gedaan nog levende, stokoude getuigen te vinden, tot in Nepal aan toe (het Brits-Indische leger, met o.a. Gurkha’s erin, had na de capitulatie van Japan tot november 1946 het gezag over Java en Sumatra). De Jong beschrijft vooral de politieke en militaire ontwikkelingen, maar gaat wel meer in op zaken als de coup van Westerling in 1950, de verwikkelingen rondom de RMS (Republik Maluku Selatan) en Nieuw-Guinea. Ook probeert hij te verklaren wat de politieke kopstukken Schermerhorn, Beel, Romme en Drees gedreven moet hebben in hun aanpak, die ook door tijdgenoten al hevig bekritiseerd werd.
Van Reybrouck plaatst de gebeurtenissen in de brede context van de naoorlogse dekolonisatiegeschiedenis (de ondertitel is: ‘Indonesië en het ontstaan van de moderne wereld’). Soekarno was in 1945 het eerst met zijn proklamasi, maar de Britten waren op 15 augustus 1947 met hun grote kolonie (India, Pakistan) eerder klaar dan Nederland. Na Indonesië, met een grote impuls van de in 1955 door Soekarno georganiseerde Bandung-conferentie van ‘niet-gebonden landen’, zouden nog een hele reeks Afrikaanse landen volgen, waaronder Congo. Aan het eind ziet Van Reybrouck de huidige mensheid als ‘kolonisatoren van de toekomst’. Ook Indonesië gaat kapot aan grootschalige ontbossing en illegale houtkap en 15 procent van al het plastic dat in de oceanen dobbert is afkomstig uit Indonesië.
Dit is de derde column van 2021 over lezen, ‘Enthousiast’. De vorige twee staan hier en hier.
In de laatste van vorig jaar wordt gelinkt naar de in 2020 verschenen columns.