Nieuw gedicht van Rotterdamse Stadsdichter Elfie Tromp: 14 mei 1940, 13.27

Elfie Tromp. Foto door Marc Deurloo

Op 14 mei 1940 verwoestten bommen Rotterdam. Jaarlijks herdenken wij de mensen die om het leven kwamen en alles kwijtraakten. Tijdens de herdenking op Plein 1940 droeg stadsdichter Elfie Tromp haar vierde stadsgedicht voor: 14 mei 1940, 13.27.

Elfie deelt een persoonlijk gedicht over haar opa tijdens het moment van de verwoesting. Hij overleeft de aanval, maar is getekend voor het leven. 80.000 Rotterdammers overleefden, raakten alles kwijt en moesten verder leven met de consequenties. Consequenties die je niet kan opbouwen, zoals het stadscentrum, maar een leven met je mee draagt. Op dit moment vallen er nog altijd bommen op steden en mensen. Tijdens de herdenking staan we ook stil bij hen die nu vechten voor hun leven.

14 mei 1940, 13.27
Iemand die bombardeert, of het bevel tot een bombardement geeft,
zou zich eerst zelf moeten laten bombarderen.

-(H.J.A. Hofland)

14 mei 1940:

Mijn opa Harry is geen held
maar 22 en heeft honger

13.27 de koninginnesoep wordt geserveerd
13.29 hij blaast op zijn lepel, neemt een hap
13.31 de eerste bom valt op het Noordereiland

het dak kraakt
de woonkamer fikt
mijn opa roffelt de trap af

de laatste blik:
het tafelkleed in lichterlaaie
het roomwitte servies barst
in de hitte als popcorn

buiten verduistert gruis
de stad zwart-wit
zijn moeder hoest
zijn vader vloekt

‘Pak de- pak de- Laat ook maar!’

ze volgen de stroom
van stofwolkburen
naar de schuilkelder

door straten vol
bommen
vol
mensen

waarom zou je gillen
denkt mijn opa
als je moet rennen?

hij is de rest van zijn leven stil
werkt hard, wacht af
wie weet wanneer
de volgende valt

droge mond, kloppend hart,
met in zijn vuist de zilveren lepel
waar hij net nog mee at

hij staat daar nog steeds
ondergronds
ging zelf nooit af,
maar stolt en stolt en stolt

Gerelateerde berichten